2018 - pasen © Harrie Brouwers, Voerendaal
 



ALLE VERWACHTINGEN
OVERTROFFEN



NAAR HET KERKHOF
Het is zondagochtend. Daags na sabbat. Maria van Magdala is ontroostbaar. Het eerste wat ze doet is naar het graf van Jezus gaan. Het is nog donker. Waarschijnlijk had ze geen oog dicht gedaan; had ze de hele nacht liggen malen; had ze de gebeurtenissen tot in de details opnieuw voorbij zien komen. Ze had het geschreeuw nog in haar oren en het wapengekletter; ze zag de soldaten nog, en de angst in de blik van Jezus. Hoe ze hem wegsleepten en hij nog probeerde om achterom te kijken. Wilde hij nog wat zeggen? En niemand wist wat hij moest doen. Ze waren machteloos, schapen zonder herder. Petrus had nog iets geprobeerd. Hoe was hij eigenlijk aan dat zwaard gekomen? Die gekke Malchus, die zich bij Judas had aangesloten, had er zijn oor door verloren. Maria van Magdala had de gebeurtenissen op afstand gevolgd. Terwijl de meeste leerlingen waren ondergedoken, had zij onder het kruis gestaan. Gehuild had ze, gebeden, getwijfeld... Al die herinneringen hadden door de nacht gespookt. Ze was blij toen op kon staan. Ze wilde naar het graf. Kijken of hij goed verzorgd was; even dichtbij hem zijn, trouw blijven tot in de dood. Dat wilde ze. Ze schrikt als ze het graf leeg vindt.

WONDER BOVEN WONDER
Pasen is het verhaal over verwachtingen die overtroffen worden. Maria had niet verwacht dat Jezus thuis was gekomen bij God. Ze had niet durven hopen dat zijn verhaal verder ging, dat hij zou blijven leven in hun midden. Ze had niet meer durven hopen dat de liefde zou triomferen over de haat.
Misschien, beste mensen, vindt u het paasverhaal een onwaarschijnlijk verhaal. Hoe vertel ik dat aan mijn kinderen en kleinkinderen? Laat me dan dìt zeggen: het paasverhaal is altijd een moeilijk verhaal geweest. Mensen voelen zich verslagen door de dood. Ze geven de hoop op. Ze verwachten niet meer dat  Gods werkelijkheid over alle teleurstellingen heen gaat.
En hadden we dit dan niet al eerder meegemaakt? Is het niet aldoor gebeurd, dat wij door het leven werden verrast? Door de kracht ervan, en door alle onverwachte wendingen? Het is natuurlijk een dwaze gedachte, maar wie had voor zijn geboorte kunnen dromen dat een bloesemtak zo mooi kan zijn, dat een nachtegaal zo ontroeren kan? Welke moeder heeft niet ervaren dat het kindje toen het er was, al haar prachtige visioenen zo gigantisch in de schaduw stelt? Het leven heeft ons keer op keer laten zien dat het een wonder boven wonder is. Dat is de onverwoestbare droom van Gods koninkrijk waar Jezus het over had. Dat is dat onbenoembaar visioen in onze ziel. Het brandt in het hart van Maria, nu ze bedroefd en huilend bij het graf staat.
Pasen is het feest van de verwachtingen die overtroffen worden, omdat het leven zelf verrast, omdat Gods liefde groter is dan ons bange hart.

DE LELIJKE RUPS
Laat me het vertellen in een verhaal! ‘Wilt u alstublieft voor mijn arme kindjes zorgen?’, riep een prachtige vlinder tot een kleine groene rups, die tegen een koolblad was gekropen. ‘Zie je die kleine eitjes?’, zei de vlinder. ‘Er kunnen elk moment vlindertjes uit komen, maar ik ben erg ziek. Als ik doodga, wie zorgt er dan voor mijn babyvlindertjes? Je moet ze natuurlijk geen ruwe groene bladeren geven. Ze hebben dauw nodig en honing. Help me toch. Hier, neem dit goudstof van mijn vleugels als beloning.’ Toen sloeg de vlinder met haar vleugels en stierf. De rups had nog niet eens ‘ja’ of ‘nee’ kunnen zeggen. ‘Een mooie stiefmoeder heb je uitgekozen’, riep ze uit. Hoe kan een lelijk kruipend dier zulke schattige kleintjes groot te brengen? 
De rups besloot om raad te vragen aan de leeuwerik, omdat die zo hoog in de hemel vloog dat hij wel heel slim moest zijn. De rups zocht de leeuwerik op en vroeg hem hoe ze de vlinderkindjes moest voeden. ‘Als u weer eens naar omhoog gaat, kunt u daar misschien achter komen’, zei de rups bedeesd. De leeuwerik klom zingend in de blauwe lucht. Het duurde de rups veel te lang. Huilend liep ze om de eieren heen. Ineens hoorde ze de stem van de leeuwerik weer.
‘Nieuws, goed nieuws!’ zong de leeuwerik, ‘maar het slechte nieuws is: je zult me niet geloven! Wat denk je dat de vlindertjes na hun geboorte moeten eten?’
‘Dauw en honing!’ zuchtte de rups. 
‘Fout! Zo is het niet’, riep de leeuwerik. ‘Je moet ze koolbladeren geven!’ ‘Dat kan niet!’, zei de rups. ‘Dauw en honing zei hun moeder tegen me.’
‘Ze had het mis!’ zei de leeuwerik. ‘Maar waarom vraag je het aan mij, als je me toch niet gelooft?’
‘En wat denk je, kleine rups, dat er straks uit die eitjes komt?’ ‘Vlindertjes, natuurlijk’, zei de rups.
‘Welnee, er komen rupsen uit’, zong de leeuwerik. ‘Je zult het zien.’ De leeuwerik vloog omhoog. Wat een fantast, dacht de rups ongelovig. 
Toen streek hij weer zingend neer en zei: ‘Ik kan je nog meer vertellen, maar dat geloof je zeker niet.’
‘Ik geloof alles wat je vertelt’, antwoordde de rups.
‘Dan luister goed’, riep de leeuwerik. ‘Op een goede dag zul je zelf een vlinder zijn!
Ellendige vogel’,  riep de rups uit, ‘je houdt me voor de gek, je bent gemeen.’ ‘Ik zei toch dat je me niet zou geloven’, riep de leeuwerik. ‘Ik geloof alles’, hield de rups vol. ‘maar dat vlinder-eieren rupsen zijn, 
en dat rupsen vlinders worden..., dat geloof je zelf niet!’
Op dat moment voelde de rups iets kriebelen. Ze zag tien kleine groene rupsen kruipen. Ze hadden al een gat in het koolblad gegeten. De leeuwerik vloog omhoog en zong over alle wonderen. En de rups vertelde aan iedereen die het wilde horen, dat ze een vlinder zou worden..., maar niemand geloofde haar. 




(Dit verhaal is mijn bewerking van een uitvoeriger engelstalige vertelling die ik op internet vond. De oorspronkelijke versie of auteur kon ik niet vinden. In elk geval dank ervoor!)