2019 - 8ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal
AFSTAMMING
BOOM
AFSTAMMING
BOOM
Vroeger kwam het regelmatig voor, dat echtparen hun 25 jarig huwelijksjubileum ook in de kerk wilden vieren. Als er kinderen waren die hun ouders wilden verrassen, dan las ik met hen het evangelie van vandaag. ‘Iedere boom kent men aan zijn vruchten.’ Zelf ben ik namelijk niet zo’n botanicus. Bomen lijken erg op elkaar in mijn ogen. In het park van Heer stond een treurwilg het hele jaar te treuren. Die kende ik. En verder kerstbomen, al moest je me niet vragen of het een den of een spar was. Alle overige bomen kende ik pas als er vruchten aan groeiden. Althans, de kersenboom, de pruimenboom, de perzik, de kastanje, de kokospalm en de appelboom. Aan de vruchten kende ik de boom, om met Lukas te spreken. Dus legde ik aan de kinderen van het zilveren paar uit: ‘Jullie zijn de vruchten, voortgekomen uit de liefde van je ouders, maar tegekijk helemaal jezelf.’ Vervolgens vroeg ik hun: ‘Denk er eens over na, op welke vrucht jij het meest lijkt... Dan probeer je die op karton te schilderen en uit te knippen. We maken tegen de muur een grote stam, en daarop geef je dan tijdens de viering jezelf een plek, in de vorm van die vrucht.’ Ik moest daarbij denken aan de tuin van mijn grootvader. Zijn grootste trots was een boom die akelig dicht bij de muur stond van de pastorie. Mijn opa vertelde altijd dat hij ooit bij de boom had zitten waken toen de vruchten rijpten en de arm van pastoor af en toe over de muur verscheen. Een keer had hij hem ook gegrepen. Later had de pastoor hem teruggepakt en was hij kerkmeester geworden. Aan die bijzondere boom groeiden namelijk perziken, abrikozen èn pruimen tegelijkertijd. We vonden het een wonder. Ze waren op dezelfde stam geënt. Druiven aan een doorn, vijgen aan de wijnstok, mijn opa had Jezus nog eens laten opkijken, denk ik. ‘Dus’, vertelde ik de kinderen, ‘je hangt allemaal een vrucht in de boom en je vertelt er bij waarom je die gekozen hebt.’ Ik herinner me mooie verhalen.
VRUCHTEN
VRUCHTEN
Claudia zag zichzelf als een aardbei, ze associeerde die met zorgzaamheid - ‘een beetje een moederdagvrucht’, legde ze uit. En hoewel aardbeien niet aan een boom groeien, deden we maar alsof! Op oude schilderijen is de aardbei het symbool voor kortstondig genot. Jolanda zag zichzelf als een kokosnoot. Onbuigzaam, gewetensvol, zich bewust van de plichten in het leven, maar ook gesloten en niet zo toegankelijk. Sylvia koos een meloen als symbool van haar gevoeligheid. Onder de schil van de vrucht gaat heel veel zacht vruchtvlees en sap schuil. Ook heel veel pitjes; mijn zus maakte er vroeger kralen van. Jan was de jongste. Hij koos de passievrucht, een symbool van geduld en zachtmoedigheid, maar ook een die bij nadere kennismaking lekkerder is dan je zou denken. De kleine Micky wilde banaan zijn want die was makkelijk te schilderen en hij hield het meest van apen. Kevin was een druiventros want de herfst was zijn favoriete seizoen. Het gesprek maakte duidelijk hoe verschillend de kinderen kunnen zijn die van dezelfde ouders stammen. Maar ook, dat er bij al die verschillen toch bij ieder kind iets wezenlijks hetzelfde was. Dat was wel niet makkelijk aan te wijzen. Het lag in je kijk op het leven, je omgang met angst en hoop, je geneigdheid rekening te houden met anderen, je verantwoordelijkheidsgevoel, je gedrevenheid als het om rechtvaardigheid gaat. Zeg maar: het geloof, dat als een soort constante, een geest, door alle kinderen heen stroomt; zij het dat elk kind het op zijn eigen manier vorm geeft. De liefde brengt veel verschillende vruchten voort, maar het zijn allemaal goede vruchten.
De vraag die Jezus ons vandaag voorlegt is deze: kun je, in wat wij zo in de loop van de dag tegen elkaar zeggen, en in wat we doen..., kun je daarin herkennen dat we van God stammen; dat er iets in zit van het licht waarmee alles begonnen is, van de liefde van onze ouders en grootouders, van de aantrekkingskracht van de planeten en de schoonheid van de sterren? ‘Dat moet wel!’, zegt de parabel.
GEKLETS IN DE RUIMTE
GEKLETS IN DE RUIMTE
Lieve kinderen. Jeroen had iets spannends op de televisie gezien. Als er nog eens mensen naar Mars zouden gaan, dan namen de ruimtevaarders een clown mee. De hele heenreis duurt wel tien maanden. Als je al die tijd niet naar buiten kunt en met zijn vieren in een hele klein hokjezit, dan krijg je al gauw ruzie. Dan helpt het natuurlijk als er een grappenmaker aan boord is. Dat was nog eens wat anders dan ‘n cliniclown, dacht Jeroen, en hij wist meteen wat hij met Carnaval wilde worden: ruimtevaarder! In de tuin had hij geoefend met lopen, want mannetjes in de ruimte liepen als een voetballer die een gemaakt doelpunt herhaalt, met trage sierlijke bewegingen. Op zolder had hij in de verkleedkist een witte overal gevonden en daar zou mamma nog wat slangen aan vastnaaien en antennesprieten, zodat het er ingewikkeld uit zag. Het mooiste was de helm. Daarom was Jeroen op zoek naar een grote vissen kom. Ik weet niet of jullie Jeroen hebben gezien in de optocht. Hij maakte langzame lange stappen en zwaaide tegelijkertijd elegant met zijn armen. Op zijn rug hing een bord ‘D’r ieësjte Astro-kloon’.