2019 - 19de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal



WAAR JE VROLIJK VAN WORDT



MAANDAG OF VRIJDAG?
Ik heb iets geks met de dagen van de week, en ik vraag me af of u dat ook hebt! Sommige dagen voelen namelijk bij voorbaat al licht en aantrekkelijk..., andere dagen voelen zwaar en somber. Sommige hebben een waas van plicht en huiswerk, anderen ruiken naar zwembad en frites. De maandag bijvoorbeeld, dat voelt niet fijn. Dinsdag bij mij wel, al weet ik niet goed waarom. Zaterdag zeker, de zondag al wat minder want die brengt de maandag dichtbij. Vrijdag is helemaal prima... Waar ligt dat aan? Komt het omdat we vroeger op zaterdag macaroni met smack aten? Komt het omdat de zondag een vrije dag was, maar mèt hoogmis en lof? Ik weet het niet, maar diep in mijn verleden hebben de dagen een kleur meegekregen waardoor sommige bij voorbaat aantrekkelijk lijken en andere vermoeiend. Er kan iets boven de tijd hangen waardoor je graag in de toekomst stapt, en er kan iets omheen zweven waardoor je je bedrukt voelt. En dat geldt voor het hele leven. Er kan iets boven je leven hangen waardoor het vrij en uitnodigend is, maar er kan ook iets boven hangen waardoor het zwaar en zondig voelt. In vroeger eeuwen hebben mensen het evangelie over de onverwachte thuiskomst van de Heer vooral gelezen als een donkere dreiging boven het bestaan. Aan het onvoorziene slot van het leven lag een strenge beoordeling.
‘Gedraag je als een knecht die zit te wachten op de thuiskomst van zijn baas.’ Jezus dringt aan op waakzaamheid. De heer des huizes kan lang op zich laten wachten, maar kan er ook zomaar ineens zijn, als een dief in de nacht. Jezus aansporing klonk als een ernstig dreigement. Dat kun je echter ook anders lezen!

GODS NABIJHEID
Het is een voortdurend terugkerend thema in de prediking van Jezus dat Gods Rijk dichtbij is, voor het grijpen ligt en elk moment kan beginnen. Hij leeft vanuit die visie en die kracht. Hij treedt zieken tegemoet met die zekerheid, hij vertelt er keer op keer over. Het maakt de zin van zijn leven uit. 
Die nabijheid van God is een bron van vreugde. Dat vormt het belangrijkste thema in de prediking van Jezus. Voor hem is dit bestaan niet zomaar iets zonder zin en betekenis, geen toevallig speeltje van een zwijgend heelal. Voor Jezus is het einde geen zwarte duisternis. Daar staat geen straffende rechter je op te wachten. Ons leven is geen egoïstisch gevecht tegen de ondergang.
Stel je eens voor, dat je weet dat je dochter vanavond thuiskomt. Vier maanden is ze met haar rugzak op reis geweest. Ze was in Vietnam en Australië. Menigmaal heb je je hart vastgehouden en liggen piekeren in de nacht. En nou komt ze thuis! Dat werpt toch een licht over de hele dag. Alles is zonnig. Je loopt neuriënd door de supermarkt en begroet elke voorbijgangers spontaan en hartelijk. Niemand hoeft je te vertellen dat je goed moet leven en barmhartig moet zijn. Dat komt vanzelf!

BLIJ WEERZIEN
Zo heel anders is dat dan wanneer er een dreiging boven de dag hangt. Je wordt al wakker met een somber gevoel. Je krijgt de uitslag van een onderzoek. Je vertrouwt het niet. Je eet tegen heug en meug een korst brood met pindakaas en laat de helft liggen. Een slok koffie is genoeg. De telefoon pak je niet op en je ergert je aan het kraaien van uitbundig elkaar narennende kinderen.
Je hele dag verandert als je weet dat er boven je tijd iets zinvols hangt. De wetenschap dat je leeft in de ogen van God, die tilt je op, die maakt je gang en je gedachten lichter. 
We zouden de parabels die vandaag in het evangelie worden verteld, niet zo moralistisch moeten lezen. God is een afwezige die nochtans elk ogenblik kan arriveren. En daar wordt je vrolijk van! Dat besef oriënteert je zonder moeite en maar al te graag op de anderen, op de mooie dingen en de goede keuzes. 
Het vooruitzicht van het einde van de tijd beleeft Jezus niet als een dreigement dat hij nodig heeft om goed te doen, maar als het blije vooruitzicht dat ons goede wegen laat gaan. Jezus is als een knecht die zijn dag geniet en zijn werk met vreugde doet omdat hij weet: dadelijk komt mijn heer thuis en zal tevreden rondkijken in een stralende woning.

IVO
Lieve kinderen. Die ochtend liep Rolf huppelend naar school en bij het oversteken van de laatste straat rok hij een sprintje en struikelde over de stoeprand. Met zijn hand veegde hij de steentjes van zijn geschaafde knie en hij huppelde lachend verder. Bij de poort sprak meester Ivo hem bestraffend toe: Domme jongen toch, je moet niet zomaar de straat overrennen, en je bent ook nog eens net te laat! Loop maar eens terug naar de overkant en steek dan nog eens over maar dan zoals het hoort!. Rolf knikte vriendelijk met beide ogen tot spleetjes dichtgeknepen en stak geduldig nog eens over, vergat weer naar links te kijken. ‘Rolf!’, klonk het streng door de hele straat, maar voor hem kon de dag niet kapot. Ook niet toen zijn Ajaxshirt in de was was, en zelfs niet toen hij van meester Ivo zijn brandweermannetje moest inleven waar hij mee had zitten spelen. Rolf lachte en danste zich door de dag heen, want vanavond - wist hij - vanavond zou tante Gerda hem een puppy komen brengen. Zijn eigen hondje. Vandaag kon niemand de pret bederven. Hij zou hem zindelijk maken en uitlaten en laten rennen en ‘zit’ roepen en commanderen. Rolf lachte. Hij zou zijn hondje ‘Ivo’ noemen.