2019 - 26ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal
GELOOF: EEN TROOST-FANTASIE?
MARX
NIETZSCHE
Veel invloed had de filosoof Nietzsche in de 19de eeuw. Hij ziet hoe er in de loop van de geschiedenis twee soorten volkeren ontstaan. Er zijn er die gebukt gaan onder de tirannie van overheersers; en er zijn er die veroveren en onderdrukken. Hij ziet beschavingen die de moraal vertolken van slaven, en culturen die de moraal verwoorden van overheersers. De slaven houden nederigheid hoog en bescheidenheid en tolerantie. De overwinnaars vereren hun God van oorlog, rijkdom en genot. Het Joodse volk was in de loop van zijn geschiedenis altijd onderdrukt geweest, door de farao’s, door de Babyloniers, de Grieken en de Romeinen. Hun geloof is een poging om wraak te nemen op de onderdrukkers. Het zegt: wacht maar af! Straks dan zullen de uitbuiters bloeden, terwijl wij het goed zullen hebben in de armen van God.
Niet lang na Nietzsches’s dood - maar zeker niet in zijn geest! - ontstond in Europa de ideologie van een edel volk van heersers, de Germanen, dat andere rassen mocht onderdrukken en uitroeien. Minstens 17 miljoen werden het slachtoffer.
JEZUS
Ik stel nuchter vast dat het verlies van het geloof in God vele miljoenen mensen in Europa het leven heeft gekost omdat de ideologieën die de godsdienst gingen vervangen een huiveringwekkend gebrek aan eerbied hadden voor de menselijke waardigheid. Natuurlijk, ook het roomse keizerrijk, ook de kruistochten en de inquisitie hadden slachtoffers gemaakt, maar dat was daar slechts een fractie van.
WAARDIGHEID
Voor de Joden was godsdienst niet een zoete troost in een harde wereld, maar het was een kracht die hen dreef naar vrijheid en bevrijding. Niet het geloof liet de arbeiders in de steek maar de kerk.
BEDELAAR
Lieve kinderen. Er was eens een koning die woonde in een groot paleis. Aan elk plafond hing een gouden kroonluchter. Op tafel stonden schotels met ananassen, druiven en kersen; gebraden ganzen en Belgische frieten, toetjes van karamel en nog veel meer. In elke kamer speelde een orkestje. Naast de koning liepen altijd een raadgevers en een minister. Die dicteerden welke wetten de koning moest maken. Nou was het probleem dat de koning helemaal niet wist hoe het ging met de mensen in het land. Waren ze gelukkig? Hadden ze genoeg te eten? Konden hun kinderen naar school? Als hij het vroeg, zeiden de raadgever en de minister altijd: ‘jawel hoor, eten genoeg, speeltuinen en plezierboten zijn er genoeg.’ Op zekere dag verkleedde de koning zich in een bedelaar. Hij verscheurde een oude broek van de tuinman en zette de hoed van de vogelverschrikker op zijn hoofd. Heel vroeg in de ochtend ging hij op de trap van de kerk liggen. Daar kwam het vrouwtje van de bakker, ze wierp hem een euro toe. Nelis, de slagersknecht, deed het zelfde. Van Annie, de naaister, kreeg hij 50 cent. Daar kwam ook zijn raadgever, die haalde zijn neus op en liep door. Daar kwam zijn minister die schopte de hoed met centjes omver. Eindelijk kwam de koning achter de waarheid. Je moet je als bedelaar verkleden als je wilt weten hoe de mensen werkelijk zijn. De volgende ochtend stuurde hij de minister en de raadgever naar huis. Annie met d’r naaimachine werd zijn speciale adviseuse en Nelis de slagersknecht werd zijn minister, en zij leefden nog lang en gelukkig!
GELOOF: EEN TROOST-FANTASIE?
MARX
Zou het geloof een verzinsel kunnen zijn? Een mooie droom van mensen die zwaar gebukt gaan onder de last van het leven? Een troostvolle illusie waarmee wij ons verzoenen met ons lot? Ik weet niet of u dat wel eens gedacht hebt. Maar ik weet nog goed dat de vraag me dikwijls werd gesteld door leerlingen van de middelbare school.
De afgelopen eeuwen zijn er heel wat geleerden en schrijvers geweest die dit idee op allerlei manieren naar voren brachten. De bekendste is Karl Marx. Iedereen kent zijn one-liner: ‘Godsdienst is opium van het volk’. In de godsdienst zoekt de uitgebuite, hongerige, zieke mens troost. Marx wil de uitgebuite arbeiders die troost afnemen, zodat ze de mouwen weer zouden opstropen en in opstand zouden komen tegen hun onderdrukkers. Ze zouden dan hun hemel op aarde zelf kunnen maken, hun eigen heilsstaat... Voor tallozen is die heilsstaat de nieuwe opium geweest. Ruim honderdmiljoen mensen werden vermoord terwille van dat ideaal, onder andere in Rusland, China en Cambodja.
NIETZSCHE
Veel invloed had de filosoof Nietzsche in de 19de eeuw. Hij ziet hoe er in de loop van de geschiedenis twee soorten volkeren ontstaan. Er zijn er die gebukt gaan onder de tirannie van overheersers; en er zijn er die veroveren en onderdrukken. Hij ziet beschavingen die de moraal vertolken van slaven, en culturen die de moraal verwoorden van overheersers. De slaven houden nederigheid hoog en bescheidenheid en tolerantie. De overwinnaars vereren hun God van oorlog, rijkdom en genot. Het Joodse volk was in de loop van zijn geschiedenis altijd onderdrukt geweest, door de farao’s, door de Babyloniers, de Grieken en de Romeinen. Hun geloof is een poging om wraak te nemen op de onderdrukkers. Het zegt: wacht maar af! Straks dan zullen de uitbuiters bloeden, terwijl wij het goed zullen hebben in de armen van God.
Niet lang na Nietzsches’s dood - maar zeker niet in zijn geest! - ontstond in Europa de ideologie van een edel volk van heersers, de Germanen, dat andere rassen mocht onderdrukken en uitroeien. Minstens 17 miljoen werden het slachtoffer.
JEZUS
Ik stel nuchter vast dat het verlies van het geloof in God vele miljoenen mensen in Europa het leven heeft gekost omdat de ideologieën die de godsdienst gingen vervangen een huiveringwekkend gebrek aan eerbied hadden voor de menselijke waardigheid. Natuurlijk, ook het roomse keizerrijk, ook de kruistochten en de inquisitie hadden slachtoffers gemaakt, maar dat was daar slechts een fractie van.
Met dit in mijn achterhoofd lees ik het veel oudere verhaal van Jezus. Een rijke ligt in purperen gewaden en fijn linnen aan tafel. Aan zijn deur ligt een bedelaar bedekt met zweren waarvoor alleen hongerigen honden belangstelling hebben. De vrek leeft ongezond en zal spoedig sterven; hij mag geen naam hebben. De bedelaar voedt zich met lappen brood waaraan de rijke zijn vettige vingers heeft afgedroogd voordat hij ze naar buiten gooide. Een traktatie, een soort ‘gesopte boterham’! De slaaf en de meester. De onderdrukte en de onderdrukker. Is de rol omdraaiing na de dood van beiden niet een fantasie, ontsproten aan de frustraties van de arme Lazarus?
Marx had gelijk toen hij de kapitalisten op de vingers tikte en wees op de rechten van de arbeider. Nietzsche had gelijk toen hij de mensheid erop wees dat godsdienst geen pleister kan zijn op de wonde. Maar ze zagen ook iets over het hoofd.
WAARDIGHEID
Voor de Joden was godsdienst niet een zoete troost in een harde wereld, maar het was een kracht die hen dreef naar vrijheid en bevrijding. Niet het geloof liet de arbeiders in de steek maar de kerk.
Wie diep in zijn hart ervan overtuigd is dat de mens een onvervreemdbare waardigheid bezit, dat elke mens iets heiligs, iets goddelijks draagt, die moet wel geloven dat er - op welke manier ook - genoegdoening is. De arme die alleen maar geleden heeft onder het leven, wordt recht gedaan bij de Allerhoogste. Dat is geen goedkope troost, dat volgt eenvoudig uit de overtuiging dat de bedelaar waardigheid draagt in het diepst van zijn ziel.
BEDELAAR
Lieve kinderen. Er was eens een koning die woonde in een groot paleis. Aan elk plafond hing een gouden kroonluchter. Op tafel stonden schotels met ananassen, druiven en kersen; gebraden ganzen en Belgische frieten, toetjes van karamel en nog veel meer. In elke kamer speelde een orkestje. Naast de koning liepen altijd een raadgevers en een minister. Die dicteerden welke wetten de koning moest maken. Nou was het probleem dat de koning helemaal niet wist hoe het ging met de mensen in het land. Waren ze gelukkig? Hadden ze genoeg te eten? Konden hun kinderen naar school? Als hij het vroeg, zeiden de raadgever en de minister altijd: ‘jawel hoor, eten genoeg, speeltuinen en plezierboten zijn er genoeg.’ Op zekere dag verkleedde de koning zich in een bedelaar. Hij verscheurde een oude broek van de tuinman en zette de hoed van de vogelverschrikker op zijn hoofd. Heel vroeg in de ochtend ging hij op de trap van de kerk liggen. Daar kwam het vrouwtje van de bakker, ze wierp hem een euro toe. Nelis, de slagersknecht, deed het zelfde. Van Annie, de naaister, kreeg hij 50 cent. Daar kwam ook zijn raadgever, die haalde zijn neus op en liep door. Daar kwam zijn minister die schopte de hoed met centjes omver. Eindelijk kwam de koning achter de waarheid. Je moet je als bedelaar verkleden als je wilt weten hoe de mensen werkelijk zijn. De volgende ochtend stuurde hij de minister en de raadgever naar huis. Annie met d’r naaimachine werd zijn speciale adviseuse en Nelis de slagersknecht werd zijn minister, en zij leefden nog lang en gelukkig!