2020 - 2de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal








AGNUS DEI




DORRE TAKKEN
Oude waarheden - zo las ik bij de Tsjechische theoloog Halík - zijn dorre takken als ze afgesneden zijn van de discussie waarin ze werden geformuleerd. Met andere woorden: de grote dogma’s van ons geloof moet je altijd in relatie zien tot de vragen waarop ze een antwoord zijn. Zonder die context verliezen ze hun betekenis. Laat me daarom eens een oude voorstelling onder de loep nemen uit de catechismusles van mijn lagere school. God werd daar soms voorgesteld als een meedogenloze vader die zijn Zoon liet sterven aan het kruis omdat Hij boos was op de rest van de mensheid!
Ik had een vader die, als het moest, best streng kon zijn. Dan sprak hij kortaf en met stemverheffing, eventueel sloeg hij met de hand op tafel. Dan was het minutenlang stil, waarna het leven zijn gang weer ging. Maar bij de onverbiddelijkheid van God de Vader had ik mijn bedenkingen. Mij was verteld dat God de goedheid zelf was. Waarom was Hij dan zo streng voor zijn enig kind? Waarom moest Jezus zo lijden voor mijn zonden? Ik had er niet om gevraagd! Kon Hij zich niet op een andere manier verzoenen met de mensen? Op die vragen zocht ik een antwoord.

WREKENDE VADER 
Ik begreep dat, na Wereldoorlog Twee, God teleurgesteld was over zijn schepping. Ik ervoer ook eerbied voor het lijden van Jezus. Ik kon ook de woede begrijpen die zijn boodschap had opgeroepen. ‘Heb je vijand lief’, kun je niet ongestraft verkondigen in een tijd van oorlog. Het verkondigen van Gods liefde voor alle volkeren, ook de Romeinen, werd Jezus niet in dank afgenomen. Jezus bleef trouw aan die boodschap ook toen iedereen zich tegen hem keerde en dat heb ik altijd zeer bewonderd. Het gaf me goede moed op zekere momenten in mijn leven. Alleen die ene gedachte, dat God een rancuneuze vader was die het bloed van zijn zoon eiste om zich met de mensen te verzoenen, dat heb ik altijd een primitief beeld gevonden uit oude tijden, waarin vaders ongenaakbare despoten waren. 

VERTEDEREND LAM
Het Jodendom is geboren bij Hebreeuwse nomaden die met hun kudde rondzwierven in de woestijn. Een lam werd geofferd als men Gods aandacht nodig had. Het eerste lam in het voorjaar werd aan God gegeven. Het moest een gaaf exemplaar zijn en niet een dat je toch al kwijt wilde. Toen die Hebreeuwen tijdens een langdurige hongersnood in Egypte terecht waren gekomen, en daar als vreemdelingen werden uitgebuit, ontstond een bevrijdingsbeweging onder leiding van Mozes. Mozes herinnerde zijn volk aan de oude traditie waarin ook zijn identiteit lag: herder zijn en in het voorjaar het eerstgeboren lam aan God offeren. Dat is men elk jaar blijven doen. En niet alleen met Pasen. In de tempel werd elke ochtend en elke avond een lam geslacht voor de zonden van het volk, zodat  God geen kwaad  over de mensen zou laten komen. Dat was ‘het lam dat zonden van de wereld wegneemt’.
Het is elk jaar even slikken als ik de kinderen die de communie doen over Pasen vertel. Het laatste avondmaal was immers het paasfeest. Ik moet de kinderen uitleggen wat er op tafel kwam. Brood en wijn vormden slechts de garnituur. Het hoofdgerecht was, jawel...: een lammetje. De klas reageert boos en teleurgesteld. Hoe kon Jezus nou een lammetje slachten! Lammetjes zijn lief en erg aaibaar. De kerststal is er mee omringd en de kinderboerderij is er vol van. Dat kinderlijk gevoel hebben we allemaal in ons. Een lam dat geslacht wordt om aan God te aan te bieden, roept vertedering en meelijden op. Als de christenen later geconfronteerd worden met de moord op Jezus, dan zoekt men naar zin en betekenis. Hoe heeft God dit laten gebeuren? Jezus was toch de onschuld zelf! En dan komt uit die joodse traditie het beeld naar boven van een onschuldig lam wiens dood ten goede komt aan heel het volk. Niet de wrekende Vader is de kracht van dit beeld, maar de onschuldige zoon. 

ONSCHULD ZELVE
Zo ziet Jan de Doper Jezus voorbij gaan. Hij herkent in hem de onschuld van het paaslam. 
We vinden deze uitroep van Jan de Doper overigens alleen bij de evangelist Johannes. Het beeld van Christus als het lam vinden we ook in de Apocalyps van Johannes, dat wil zeggen in de teksten van het nieuwe testament die het laatste geschreven zijn, vermoedelijk zo rond het jaar 100. De gelovigen zijn dan bezig om hun theologie te ontwikkelen. Men is op zoek naar betekenis en samenhang.
Het beeld van dat onschuldig lam dat geofferd wordt, is diep geworteld. Lijden dat niet verdiend is, pijn die vraagt om verlossing, de heiligheid van het kwetsbare, al deze diep religieuze gevoelens worden erin uitgedrukt. Veel schilders hebben het als hun onderwerp gekozen en in het Agnus Dei hebben de grote componisten al hun liefde en tederheid gelegd. Moge het ook ons bewegen!

DROOM
Lieve kinderen. Mamma was flink aan het mopperen. Guido was weer eens thuisgekomen zonder handschoenen. Dat was deze winter al de derde keer.. ‘Je loopt veel te veel te dromen!  We hadden afgesproken: als je ze nog eens verliest gaat het van je zakgeld af!’ Guido knikte beteuterd. Dat had hij wel gedacht. Hij vond het ook verschrikkelijk. Het waren mooie handschoenen. Elke vinger had een andere kleur! Het eerste wat mamma tegen pappa zei, toen deze thuiskwam, was: ‘Gui is weer zijn handschoenen kwijt... Ik heb hem gezegd: je koopt maar nieuwe van je eigen zakgeld!’ ‘Wat heb je daarop te zeggen?!’, vroeg pappa streng. ‘Ik heb vannacht gedroomd...’, Guido sprak heel langzaam want hij was nog iets aan het verzinnen..., ‘ik heb gedroomd dat jij me 15 euro leende.’ ‘O ja?’, zei pappa poeslief, ‘weet je wat: je mag het geld houden!’