2020 - Maria Lichtmis © Harrie Brouwers











 LAAT ME MAAR....!



VERHULLENDE TAAL
De ervaring heeft ons geleerd, om wantrouwig te worden, als iets heel hoog wordt aangeprezen. Als mijn moeder iets op tafel zette wat wij niet lekker vonden, dan werd de schotel aangeprezen als een ‘overheerlijke dure groente, vers van de markt.’ Later maakte ik keer op keer bezuinigingen mee in het onderwijs die de mooiste namen mee hadden gekregen zoals ‘het nieuwe leren’ of ‘weer samen naar school’. Ik wantrouw dus mooie woorden. Als een tafel op marktplaats wordt aangeboden met de toevoeging ‘authentieke gebruikssporen’, dan zitten er gewoon krassen op. En als het vakantiehuisje op loopafstand van zee ligt, dan trek maar vast je wandelschoenen aan!

VOLTOOID
Zo dook, enkele jaren geleden, in de krant de uitdrukking op: ‘voltooid leven’. Daar werd niet mee bedoeld dat iemands leven voorbij was, maar dat iemand er genoeg van had. Iemand was er klaar mee, en daar werd dan een mooie naam voor gezocht: ‘voltooid’. Wat er zich nog allemaal aan liefde, vergeving en nabijheid kon komen werd even vergeten. Begrijp me wel, ik oordeel niet. Ieder make zijn eigen keuzes. Mijn irritatie betreft de woordkeuze: een pijnlijk menselijk lot is toegedekt met een ‘niks-aan-de-hand’ woord. Daarmee is het gebrek aan levenszin benoemd als een persoonlijk probleem. De omgeving hoeft het zich niet aan te trekken. 
Ik heb het vaak meegemaakt dat mensen afknapten op hun leeftijd. Ze hadden altijd de touwtjes in handen gehad. Ze wilden niet op anderen aangewezen te zijn. Ze konden hun beperkte mobiliteit en de achteruitgang van ogen en oren niet aan. Maar toen de kinderen verslag deden van het leven van vader of moeder, toen bleek dat zij juist die zachtheid van de laatste weken en maanden nooit hadden willen missen. Ze hadden een nabijheid en dankbaarheid ervaren die ze nimmer voor mogelijk hadden gehouden.
Daarom vind ik de uitdrukking ‘voltooid leven’ een eufemisme. Het verhult de werkelijke situatie. Die is veel schrijnender en vaak ook veel mooier dan het woord doet vermoeden.
 
SIMEON
Op het tempelplein in Jeruzalem loopt een oude man. Thuis is weinig te beleven. De ouderdom beperkt zijn mogelijkheden, maar hier op het tempelplein voelt hij zich thuis. Het is een geliefd ontmoetingsoord. Iedereen die de stad bezoekt komt hier naar toe. Je treft er altijd wel ouwe bekenden en misschien wel familieleden. Het is de ideale plek tegen eenzaamheid. En dan schrijft Lukas dat ene zinnetje: de oude man wacht op iets. Hij ziet uit naar iemand die redding zal brengen voor het zwaar geknechte volk Israël. Hij verlangt er vurig naar, dat hij het nog met eigen ogen mag zien; het dagen van een hoopvolle toekomst. Die hoop houdt hem op de been. En dan wordt zijn blik getroffen door Maria die haar kind in haar armen houdt. Het kind is 40 dagen oud. Maria komt God bedanken. Simeon komt dichterbij. ‘Wilt u het kindje even vasthouden?’ ‘Niks liever dan dat’, en Simeon zegt: ‘Nu is mijn leven voltooid. Ik kan met een gerust hart sterven. Er is toekomst voor mijn land, en voor de wereld!’ Simeons leven is niet voltooid omdat hij er geen zin meer in heeft, of omdat de nachten zo lang zijn; het is voltooid omdat hij toekomst ziet.
 
 
REMBRANDT
Deze ontmoeting in de tempel is door Rembrandt enkele keren geschilderd en geëtst. Beroemd zijn de schilderingen in het Mauritshuis en in het Rijksmuseum. Het grote doek in het Mauritshuis maakte hij toen hij 25 jaar oud was. De figuren lijken nietig in de oprijzende ruïne van de tempel. Het is donker. Licht straalt van Jezus af, een licht voor de heidenen. Maria houdt haar armen tegen de borst. Simeon heeft aangezegd dat haar hart doorboord zal worden door een zwaard. Simeon draagt het kind, drukt het tegen zich aan en kijkt geëmotioneerd naar de hemel. Hij is rijk gekleed. De hogepriester heeft zijn troon verlaten en staat zegenend voor het gezelschap. 
Het doek in het Rijksmuseum is veel intiemer en stiller. Rembrandt schilderde het misschien als laatste doek in zijn leven, bijna 40 jaar later. Het werd na zijn sterven onvoltooid in het atelier gevonden. Op het doek is alleen Simeon te zien met Jezus in zijn armen. Van zijn rijkdom is niets over, ook niets van zijn extase. Een vrouw ernaast is er waarschijnlijk later bijgeschilderd en zal Hanna voorstellen. Het tafereel is ontroerend. Je hoort Simeon zeggen: ‘Nu laat me gaan in vrede.’ Je hoort het Rembrandt zeggen: ‘Laat me maar gaan!’ De aanblik van dit kind is genoeg om vrede te hebben met het bestaan. Het leven is voltooid, omdat de diepste hoop in vervulling is gegaan. Het doek is onvoltooid gebleven. Het leven was in ieder geval een geschenk. Om die reden waren de vader en de moeder naar de tempel gekomen.
Als iemand zegt: ik ben klaar met leven, moge dan de maatschappij niet onverschillig reageren met ‘prima zo!’, maar te hulp schieten.
 
 
OMA
Lieve kinderen. ‘Als oma op een sterretje zit en ze valt er vanaf , waar komt ze dan terecht?’, hoorde ik Merel vragen. Haar broertje zei daarop: ‘Die kan er niet vanaf vallen.’ En even later - want het hield hem toch wel bezig -: ‘Ze zit ook niet echt op dat sterretje.’ ‘O nee’, klonk het verwonderd. ‘Waar zit ze dan?’ ‘Dat weten we niet’, zei Pim. ‘Ik denk waar de baby’tjes ook vandaan komen.’ Dat leek Pim een geloofwaardig concept. Nu moest Merel even nadenken want waar de baby’tjes vandaan komen, dat had ze wel eens gehoord. ‘Die komen uit de liefde.’ stelde ze een beetje plechtig vast. ‘Nou’, maakte Pim de cirkel rond. ‘daar is oma dus naar toe. Het beviel Merel niet helemaal.  ‘Daar was ze toch al, gekkie!’