2020 - 16de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal






WAT JE KUNT LEREN IN DE TUIN....



PARABELREDE

Een paar dagen met wat zon en wat regen..., en je schrikt van je tuin! Het gras is opgeschoten, de klaver ook, de mossen en nog veel ander groen waarvan ik de naam niet ken. Werk te doen! Voor veel mensen is dat pure ontspanning. Voor anderen is het een gevecht tegen een woekerende vijand.
Matteüs schreef zijn evangelie zo rond het jaar 80, dus meer dan een halve eeuw na Jezus’ dood. Hij deed dat voor lezers die een joodse achtergrond hadden. Matteüs ziet de weg van Jezus als de juiste voortzetting van het jodendom. Hij beklemtoont dat Jezus thuis is in de Thora. Daarom ordent Matteüs de herinneringen aan Jezus in 5 grote redevoeringen. De Joodse wet bestond immers uit vijf boeken. In die redevoeringen bracht hij in vijf thema's alle verhalen en uitspraken onder, die hem van Jezus bekend waren. In de Bergrede bijvoorbeeld staan Jezus’ opmerkingen over de wet van Mozes. In de Zendingsreden staan de vermaningen die Jezus aan zijn leerlingen gaf toen hij hen erop uit stuurde. En in de Parabelrede – het evangelie van vandaag komt daaruit – verzamelt Matteüs een groot aantal parabels. Ze hebben uiteenlopende onderwerpen en worden wat associatief aan elkaar geregen. Zo lazen we vandaag een drietal korte parabels. Het motief is de landbouw.

VERANDERDE CONTEXT
De drie parabels worden losjes achter elkaar verteld, maar ze hebben alle drie een andere strekking. Ze zijn alle drie door Jezus los van elkaar, en telkens in een andere situatie, uitgesproken. Ze hoorden thuis in een heel concrete discussie of een heel bepaalde preek. Eigenlijk moet je dus van ieder stukje achterhalen in welke situatie Jezus het verteld heeft. Die context hebben de evangelisten meestal weggelaten. 
Als Matteüs het evangelie schrijft, zijn de omstandigheden heel anders dan in Jezus' dagen. De Romeinen hadden inmiddels de tempel in Jeruzalem vernietigd. De Jood-christelijke gemeente was uit de hoofdstad verdreven. De eerste christenen ervoeren vervolgingen aan den lijve. De Joodse synagoge was hun vijandig gezind en de Romeinen in toenemende mate ook. Kortom, er waren andere vragen, er werden andere disputen gevoerd en er waren andere tegenstanders. In de nieuwe actualiteit kregen de parabels van Jezus een nieuwe zeggingskracht.

OORDEEL AAN GOD LATEN
Eerst vertelt Matteüs over een boer die gaat oogsten. Deze ziet tot zijn schrik, dat er op zijn akker veel gewassen opkomen die hij niet had gezaaid. Er wordt vermoed dat een vijand aan het werk is geweest. Daarop volgt de vermaning om kruiden en onkruid samen te laten opgroeien. Het wordt bij de oogst wel gescheiden! Jezus dringt hier, zoals op andere momenten, aan op tolerantie. Hij zal de parabel wel hebben verteld in een discussie met de Farizeeën. Die stonden erop dat Samaritanen en tollenaars uit de geloofsgemeenschap werden geweerd omdat ze onrein waren. Jezus stelt dat aan de kaak in deze vergelijking. Wie fout zit zal er bij het laatste oordeel op worden afgerekend. Wij moeten niet op Gods rechterstoel gaan zitten. 
Interessant is hier de veronderstelling dat het onkruid door de duivel is gezaaid. Veel gelovigen hebben misschien moeite met de figuur van de duivel. Die heeft het leven van onze voorouders danig vergald. Maar er zit in dit concept ook iets heel bevrijdends. De eeuwige vraag is immers: hoe komt het kwaad in de wereld? Menigmaal zocht men – en vaak terecht – de schuld bij de mens, bij Adam. Het kwaad komt door onze zondigheid in de wereld, door het misbruik dat wij maken van onze vrijheid. Maar hier wijst Jezus een externe macht aan als veroorzaker van het kwaad. Het is niet altijd de mens die het kwaad op aarde brengt. Het kwaad ís er. De vraag hoe het er gekomen is, gaat ons begrip te boven. De vraag moet zijn: hoe gaan we ermee om? Jezus zegt: Laat het oordeel aan God over. Accepteer maar dat het kwaad er is!

HET KLEINE BEGIN
Tenslotte vertelt Matteüs een verhaal dat Jezus in een ander dispuut moet hebben gemaakt. Misschien vroegen zijn toehoorders waarom liefde en goedheid zo vaak het onderspit delven. Waarom gaat het de slechte mensen voor de wind? Jezus wijst op de geringheid van een zaadje. Het koninkrijk van God begint teer en kwetsbaar, maar het zal uitgroeien tot een struik die de vogels van de hemel schaduw biedt. 
Matteüs gooit er een andere parabel achteraan van dezelfde strekking. Een kleine beetje zuurdeeg maakt het brood tot hoe het moet zijn.
We kunnen veel leren in de tuin. 
Niet alle tegenslagen hebben we aan onszelf te wijten. Het oordeel over anderen moeten we maar aan God overlaten. 
En laten we niet wanhopen als de liefde machteloos lijkt en de goedheid paarlen voor de zwijnen. Het zaadje van Gods liefde is nietig, maar er groeit iets groots uit!

ROOS
Lieve kinderen. Roos had op school een zaadje gekregen. Ze moest dat in een potje stoppen en af en toe wat water geven. Als er dan een klein plantje zijn kopje boven de grond stak, dan moest ze dat met een kluitje in de tuin zetten. En dan maar wachten. De zon en de regen zouden ervoor zorgen dat er een zonnebloem uit groeide. ‘Toch snap ik het niet’, zei Roos. ‘Hoe kan zo’n grote zonnebloem nou in dit kleine korreltje zitten?’ Het was alsof je de hele kleerkast in je rugzak had gestopt. ‘Nou eigenlijk groeit de bloem uit het water en uit alle stoffen die in de grond zitten. Maar het zaadje bestuurt dat. Dat zijn de hersenen. Die maken het programma van wat en wanneer er iets gebeuren moet.’ Roos spreidde haar handje links en rechts open en zei: ‘Ik snap het nog steeds niet.’ ‘Nou kijk, het is met de zonnebloem eigenlijk net zo als met Roos!’