2020 - 21ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers. Voerendaal








NAAM EN TOEGANGSCODE



SLEUTEL
U hebt het vast wel eens meegemaakt, dat u zichzelf had buitengesloten. Sleutel op tafel en jij voor de gesloten deur! In de vijftiger jaren was dat niet zo erg. Je hoefde maar aan het touwtje te trekken dat uit de brievenbus hing! Later lag er een sleutel onder de mat bij de achterdeur en nog later op de hoge vensterbank van het schuurtje. De boeven werden allengs slimmer! Toen kwam de tijd dat iemand een reservesleutel voor je bewaarde, een tante of een buurvrouw. Maar als die niet thuis waren, dan zat er niets anders op dan een ruitje in te slaan. De sleuteldienst was erg duur, en een ruitjes van eenlaags glas niet! Glas werd zelf gesneden en stopverf was op voorraad. Als mijn ouders van huis gingen, dan gaven ze mij de sleutel. Ik was verantwoordelijk. Mijn zus, die één jaar ouders was, is daar altijd boos over geweest, en terecht. Het sprookje van de geitjes en de boze wolf wees ons al jong op de noodzaak om de deur goed te bewaken en niet zonder meer met een vingerafdruk – of poot-afdruk – genoegen te nemen!
Simon Barjona krijgt van Jezus een nieuwe naam en hij ontvangt de sleutel! Toen ik het van de week weer eens las moest ik aan ‘computer bankieren’ denken. Daarvoor heb je een inlognaam nodig en een wachtwoord, een naam en een sleutel. Met die naam en een code en kun de kluis openen. Natuurlijk zijn dieven belust op het wachtwoord. Ze willen mijn kluis binnen en verleiden me met allerlei trucs om achter dat geheim te komen.
‘De sleutel is gebroken en geen timmerman die ze maken kan...’, zongen we als kind. Het schijnt moeilijk te achterhalen te zijn, waar die tekst vandaan komt, van een veldslag met de Engelsen of uit een godsdienstlesje over de dood, en de timmermanszoon Jezus, als degene die het land van de engelen kan openen...Wachtwoorden en sleutels zijn in onze cultuur altijd erg belangrijk geweest.

TOEGANG TOT DE EEUWIGHEID
Niet alleen in onze cultuur! Over het Egyptische dodenrijk heerste de Osiris. Hij oordeelde erover of de overledene goed genoeg geleefd had om te mogen voortbestaan. De ziel van de overledene werd gewogen en mocht niet zwaarder zijn dan een veertje van een struisvogel, het dier van de waarheid. De dode moest een lijst vragen eerlijk beantwoorden. Had hij een kind melk onthouden? Had hij water verkwist? Had hij de mensen en de goden recht gedaan? Is Petrus de christelijke gedaante van Osiris?
De mens heeft een aangeboren gevoel voor rechtvaardigheid. Dat wakkert bij hem de hoop aan, dat er op een zeker moment recht gedaan wordt aan een mens, want hier in dit leven wordt het goede lang niet altijd beloond en het kwade lang niet altijd bestraft.
In de christelijke denkwereld is het Simon die een nieuwe naam krijgt en de sleutel van de eeuwigheid mag beheren. 
Het gevoel dat er rechtvaardigheid moet zijn ligt aan de basis van onze opvoeding! ‘Eerlijk duurt het langst.’ ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’ En op de ‘overdoek’ dat het handoekenrek in de keuken opsierde, stond geborduurd: ‘Eet wat gaar is, drink wat klaar is en spreek wat waar is’. En in de poezie-albums stond: ‘Rozen verwelken schepen vergaan maar onze liefde blijft altijd bestaan.’ En bij het slapengaan volgden ons 14 engelen na! Een eerlijke wereld blijft ons diepste verlangen, hoevaak het ook wordt gekwetst.
Matteüs laat het wat mysterieus. Is het koninkrijk van God hetzelfde als hemel? Ik denk niet dat dit de eerste gedachte van Marreus was. De jood Matteüs vermijdt het gebruik van het woord ‘God’. Hij vervangt dat graag door ‘hemel’. Dan luidt de opdracht aan Petrus: ‘ik geef je sleutel naar God’. Dat betekent: hij opent voor ons de weg die we in ons leven kunnen gaan om thuis te zijn bij onze Schepper.

VERGEVING
Ik denk dat we het ons te gemakkelijk maken als we deze tekst alleen zien als een kwestie tussen Jezus en Petrus, of als iets voor na de dood! Ze heeft ook betekenis voor ons en voor nu. Of wij elkaar vergeven, is geen vrijblijvende optie waar we wel of geen gebruik van kunnen maken. Elkaar vergeven reikt tot in de ziel en in de eeuwigheid. Ze beslist over hemel of hel. Om onze bereidiheid te vergeven hangt de glans van de eeuwigheid.

VEEL NAMEN
Lieve kinderen.‘Wat heb jij een haast?’, vroeg ik toen Julia me bijna omver liep. ‘Sorry hoor, maar ik moet gauw Max uitlaten!’ ‘Moet jij je broertje uitlaten?’, vroeg ik om haar te plagen. ‘Max is onze hond’, riep ze, achterom kijkend, en ze was al om de hoek verdwenen. En daar kwam Levi als een wervelwind langs. ‘Ho, man, moet je de trein halen?’ Levi bleef staan en zei: ‘Ik moet Diesel uitlaten!’ Nou moet je weten dat Levi het broertje is van Julia. Dus ik zei tegen Levi: ‘Zojuist liep je zusje me al overhoop omdat ze Max moest uitlaten!’ ‘Potverdorie is ze me weer voor!’, riep Levi boos. ‘Je hoeft niet boos te zijn. Julia laat Max uit – en jij Diesel.’ ‘Ja, maar dat is dezelfde hond. Julia wilde hem perse Max noemen, maar volgens mij heet hij Diesel.’ ‘Wordt die hond daar niet gek van? Twee namen? Hoe noemen pappa en mamma de hond dan?’ Levi haalde de schouders op. Hij vond het niet zo belangrijk. ‘Mijn pappa heet ook Jan-Willem.’ ‘Zou jij het leuk vinden als de mensen je allemaal een verschillende naam gaven. Levi keek slim uit zijn ogen en zei: ‘Pappa noemt me Boef en mamma Schat en Julia Viezerik en de juf Onze Slimste en de trainer Lange.’ ‘Dan zijn twee namen eigenlijk nog niks’, concludeerde ik. ‘Dat bedoel ik!’, riep Levi en hij sprintte naar Julia om van Max weer Diesel te maken.