2021 - Paaszaterdag © Harrie Brouwers, Voerendaal





IN ANGSTIG ZWIJGEN...




GOEDE AFLOOP

Ik hou van verhalen met een happy end. Het is misschien een beetje kinderachtig, maar films of romans die na 2,5 uur of 340 pagina’s ellende, in ongewisheid eindigen, vind ik verloren tijd. Wààr gebeurde misère hoor ik meer dan genoeg. Het echte leven eindigt vaak genoeg in een desillusie. Als ik dus met een filmploeg in de fantasiewereld van een schrijver ben gedoken, en de spanning van verraad, vernederingen, aanslagen, bedrog en liefdesverdriet heb doorstaan, dan vind ik wel, dat ik een gelukkig einde heb verdiend. Ik wil het nog meemaken dat de hoofdrolspelers recht gedaan wordt; en dat happy-end mag van mij best even duren! Het verhaal hoort te besluiten met ‘ze leefden nog lang en gelukkig’. Omdat de realiteit ons zo vaak met vraagtekens achterlaat, zoek ik in een verhaal een beetje troost.

VERWARREND EINDE
De afgelopen dagen nam Marcus ons mee in de dramatische gebeurtenis van Jezus’ leven. In bijna negentig verzen beschrijft hij verraad, doodsangst en geweld. Jezus wordt verraden, gevangengenomen, gegeseld en gekruisigd. Zijn hele levenswerk, zijn toewending tot zieken en mensen die onder het leven gebukt gaan, beschrijft  Marcus in meer dan tien hoofdstukken. En dan, na een schokkende moord, laat hij ons slechts acht zinnen lezen. ‘De vrouwen vluchtten van het graf, bevangen door angst. Ze waren zo geschrokken dat ze aan niemand iets vertelden.’
Dit open einde en dit verwarrend slot lijken meer op het leven zelf dan op een fijn verhaal. Dat heeft me in het Marcusevangelie altijd zo geïntrigeerd.
Marcus was de eerste van de vier die een evangelie schreef. Alleen de brieven van Paulus zijn ouder. Paulus heeft geen verhaal over de verrijzenis. Bij hem geen verslag over vrouwen bij een leeg graf. Bij hem vind je alleen een geloofsovertuiging. Twintig jaar na Jezus’ dood en tien jaar vóór Marcus, schrijft Paulus aan de Korintiërs: ‘Ik heb u overgeleverd wat ik zelf heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij is verschenen aan Kefas en daarna aan de twaalf.’ 
Marcus gebruikt een verhaal om dit geloof te verbeelden. Daarin bezoeken Maria van Magdala samen met een andere Maria het graf van Jezus om het lichaam te balsemen. Maar ze vinden de grot leeg. Ze raken in verwarring. Ze begrijpen het niet en dan slaan ze op de vlucht, vast van plan om het geheim voor zich te houden. Dat is allerminst een bevredigend slot. ‘De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik, zo erg dat ze het aan niemand vertelden...’ Einde. Zijn de vrouwen toch naar Petrus gegaan? Of is die jongeman-in-het-wit de zegsman van Marcus? Is deze figuur misschien Marcus zelf? Marcus laat de lezer in dezelfde verwarring achter. Het open einde van zijn evangelie is het open einde van ons eigen leven. Wij zijn uitgenodigd het verhaal zelf af te maken. Bedoelt Marcus misschien: wij zijn geroepen om Jezus onze tijd en ruimte te geven, en de kans zijn wonderen van liefde te blijven doen? 

OPEN EINDE
Een aantal van de oudste handschriften van het Marcusevangelie eindigt inderdaad in deze chaos. In onze bijbels thuis volgen er nog 12 verzen waarin Jezus verschijnt aan Maria Magdalena en aan nog wat leerlingen, telkens op een andere manier. Dit langere einde is er later aan vastgeplakt en bestaat uit teksten die we terugvinden bij de latere evangeliesten. Kennelijk had men – net als ik – moeite met het relaas dat eindigt in ontreddering, vrees en stilzwijgen.
Voor Marcus zelf is de verrijzenis geen happy end, geen pleister op de wonde, geen genoegdoening om de lezer te helpen over te gaan tot de orde van de dag. Jezus wordt niet gepresenteerd als een superman die door een sensationele reddingsoperatie door God wordt gekroond. Aan het slot van zijn levensverhaal  klinken angst en verwarring en dan volgt een grote stilte. De vrouwen vinden het dode lichaam niet. Ze durven met niemand te praten over wat hen zo in de war heeft gebracht. De hoop van Marcus zit in stilzwijgen verpakt. Hij gunt zijn lezers de tijd. Het zaad van de hoop moeit groeien in hun hart. Niet redeneaties of bewijzen, niet theologietraktaten en dogma’s, zelfs niet de poëzie kan dit. In de stilte gaat het leven na Jezus dood verder, en daar blijkt dat de dood de Geest van Jezus niet vernietigd heeft. Daar horen ze hem spreken. Daar leeft hij.
De hoop op de verrijzenis ontwaakt in de stilte die volgt op de angst. Moge het ons zo vergaan!