2021 - 24ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal








HOPEN UIT HET NIETS




'DE BARAKKENMENS'
De Franse filosoof Gabriel Marcel was een katholieke existentialist. Centraal in zijn denken staat de mens als individu in een samenleving die door de techniek steeds minder menselijk wordt. Zijn zoektocht naar het wezen van de mens begint met een beschrijving van de zogenoemde ‘barakkenmens’. 
Marcel ontleende dit beeld aan de Duitse wijsgeer, Hans Zehrer.
Zelf had Marcel overigens tijdens de oorlog al, in een lezing over ‘de hoop’, een mens geschilderd wiens bestaan gereduceerd was tot een schijnbaar zinloos leven in een kamp.
De barakkenmens is iemand van middelbare leeftijd, al een beetje grijs, met verstarde trekken in zijn gezicht. Vroeger was hij iemand geweest. Hij had in een eigen huis gewoond met bad, bed en keuken, zelfs met akkers en vee. Hij had ouders en kinderen gehad en was een gewaardeerd figuur geweest in zijn dorp. De oorlog had hem alles ontnomen. Huis, vrouw, kinderen en land. Nu heeft hij alleen nog maar de kleren die hij aan heeft. Hij werkt acht uur per dag aan een nieuwe weg. Af en toe mag hij ergens een klusje klaren en houdt daar wat geld aan over voor tabak. Hij is zwijgzaam geworden. Soms praat hij over wie hij vroeger was geweest, dan ontspant zijn gezicht. Maar dat duurt nooit lang. De man worstelt met de vraag: wie ben ik nog? Waarom leeft ik eigenlijk? Wat is de zin van alles? Een mens die alles verloren heeft, die nog maar een nummer is in een register, zonder familie, zonder banden met het verleden, zonder diploma, zonder vriendelijke buren, zonder dossier bij een huisarts, zonder lidmaatschap van een vereniging..., een mens die gestript is tot zijn wezen, zijn onopgesmukte ‘zijn’..., zo’n mens kwam je werkelijk tegen in de kampen van de oorlog. Ze bestaan nog steeds in vluchtelingenkampen. Misschien zijn ze ook in onze klinieken, ergens op een stoel in een lange gang, wachtend op niemand. Wie is die mens, zonder spaarbankboekje, zonder televisie en zonder toekomst?

WIE ZIJN LEVEN VERLIEST
Precies hierover ging het evangelie. Jezus wordt steeds meer gezien als de Messias, maar tegelijkertijd weet hij dat lijden en dood op hem wachten. ‘Wie ben ik’, vraagt hij, ‘los van mijn rol als wetgeleerde, zonder mijn kennis van de Thora, buiten mijn roeping? Wie ben ik in jullie ogen? Wie ben ik voor God?’
In het evangelie van Marcus kantelt hier het verhaal. De massa begint zich van Jezus af te keren. De toekomst wordt dreigend. De twijfel, of hij wel de gezondene van God is, groeit ook bij de leerlingen. Jezus confronteert hen met de tragische gebeurtenissen die gaan komen. En hij trekt er een belangrijke conclusie uit: pas als je alles verloren hebt, dan ontdek je wie je bent. Jouw diepste wezen ligt niet in alles waarmee je jezelf hebt versierd, niet in je auto, je pensioen, je voetbalschoenen, en ook niet in het aantal kleinkinderen of het boek dat je schreef. Om met Gabriel Marcel te spreken: de mens is niet wat hij allemaal heeft, maar wie hij ís. Als je alles wat je hebt, kunt loslaten..., als je die barakkenmens wordt, berooid en ontdaan van alle zekerheden, dan kom je uit bij je wezen.
Gabriel Marcel was in 1889 geboren en is in 1973 overleden. Hij doceerde filosofie in Parijs en schreef veel toneelstukken en muziekrecensies. Hij kwam uit een joods en vrijzinnig protestants milieu. In 1929 werd hij katholiek en liet zich dopen. 
Hij wordt de ‘filosoof van de hoop’ genoemd. Wat is het, dat de mens die alles heeft verloren, in het barakkenkamp nog op de been houdt? Dat is niet de staat! Ook niet de herinneringen aan vroeger. Nee, de kracht die hem overeind houdt is de hoop. 

L'ESPERANCE
Marcel bedoelt niet de hoop op iets concreets, want deze mens heeft geen enkel houvast en alle hoop laten varen! Hij bedoelt niet een soort aangeboren optimisme of zoiets. Marcel gebruikt voor hoop niet het Franse woord ‘l’espoir’; dat betekent ‘de hoop op iets’. Dat is de hoop die je tenslotte zal teleurstellen. Maar de ziel bestaat uit ‘l’esperance’, een houding van verwachting, een redeloos vermogen die onze ziel eigen is, het vertrouwen dat mijn ‘er zijn’ betekenis heeft. Die zin is een oningevuld mysterie, en ze wacht ergens op mij. Ik citeer Marcel: ‘Ik denk bijna dat hoop voor de ziel is, wat ademen is voor een levende. Waar hoop ontbreekt, droogt de ziel op en verdort.’
De zonnebloem vraagt vandaag onze aandacht voor zieke medemensen. Zieke mensen kennen we allemaal in onze omgeving. Sommigen van hen hebben het heel moeilijk. Er zijn er wie elke hoop op herstel is ontnomen. En toch gaan ze verder. Wachten op vanavond en morgen. Wachten op een beetje liefde. Als een mens alles ontvallen is, dan is er nog hoop. Dat moet iets te maken hebben met het mysterie dat we ‘God’ noemen. Een laatste citaat van Marcel: ‘een mysterie is een probleem dat over zichzelf struikelt omdat de vraagsteller het voorwerp is van de vraag. Landen op Mars is een probleem. Iemand liefhebben is een mysterie.’

WORST
Lieve kinderen. Eva stond naast mamma bij de slager. Ze luisterde met spitse oren naar de bestelling. Eva wilde braadworst! ‘Graag 4 saucijsjes!’ Eva was gerustgesteld. ‘Vier stuks?’, vroeg de juffrouw achter de toonbank. ‘Ja’, riep Eva. ‘Eentje voor opa. Opa zijn huis is kapot. Hij woont in Valkenburg en de Geul is overstroomd!’ Het werd stil in de winkel. Iedereen luisterde mee. ‘De hele kamer was een groot zwembad, zei opa. De televisie is kapot en alle fotoalbums zijn weg...!’ De juffrouw schudde haar hoofd. ‘Wat verschrikkelijk! Alle foto’s weg!’ ‘Opa zegt’, legde Eva rustig uit, ‘opa zegt “ik heb de foto’s niet nodig, ik heb jullie toch!” En nou logeert bij ons en dat is ook leuk...’ ‘Dan doe ik er een extra worstje bij voor opa! Kijk, voor opa: een heus droog-worstje!’