2021 - 30ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal






AAN ELKAAR OVERGELEVERD



TANTE RIET

De komst van tante Riet zorgde in onze jeugd altijd voor een feestelijke stemming in huis. Riet was de jongste zus van mijn moeder. Ze was lang thuis gebleven om haar vader te verzorgen, en had daardoor ook niet verder gestudeerd. Ze was lang ongehuwd gebleven. Misschien was het daarom, dat ze altijd heel sjiek voor de dag kwam. Een echte dame was ze, volgens de laatste mode gekleed, lippen gestift, nagels gelakt en omgeven door bloemengeur. Ze kookte voor ons nasi goreng, lang voor er een Chinees in het dorp was. Ze maakte Haagse bluf. En... altijd had ze cadeautjes bij zich. De jaren verstreken. Tante Riet werd oud, maar ze bleef een deftige verschijning. Als we haar in Venlo bezochten, dan was er een romig tomatensoepje met een zilveren lepel en een geborduurd servetje. Tante Riet kreeg last van de rug. Ontkalking. Het deed veel pijn. Maar veel erger vond ze het, dat haar gezichtsvermogen achteruit ging. Ze had in hoge mate glaucoom. Ik herinner me dat ik haar, onderweg naar Nijmegen, samen met mijn zusje bezocht. Zonder zich te beklagen, vertelde ze nog eens, hoe zwaar het leven was, als je bijna niets meer kunt zien. Ik leefde met haar mee. Stel je voor dat ik zelf niets meer kon zien. Wat zou ik dan het meest missen? De sterren? De zee? Mijn vrienden? Riet had geen kinderen, wel nichten en neven. De Maas bij Venlo misschien? De Plasmolen? Het fotoalbum met zoveel oude herinneringen? Ik vroeg het haar: ‘Tante Riet, wat is nou het ergste, als je bijna blind bent?’ Daar hoefde ze geen moment over na te denken. ‘Het ergste is, dat ik niet meer in de spiegel kan kijken, als ik de deur uitga!’ Misschien had ze wel rijstepap gemorst op haar jurk, of zat er een koffievlek in de blouse en wist ze van niets. ‘Als de hulp hier is’, voegde ze eraan toe, ‘dan kijkt zij alles even na.’ Mijn zusje had het hele gesprek gevolgd. Ineens kon ze een lach niet onderdrukken. Er zat namelijk een grote bruine vlek op de revers van haar vest. Tante Riet had veel stormen van het leven weerstaan door altijd waardig te blijven, met rechte rug en een hoedjes op, en die controle werd haar afgenomen. Ze was aangewezen op anderen en die rol kende ze niet. Ze was immers zelf altijd voor anderen in de weer geweest.

BARTIMEUS
Het is de laatste keer in zijn leven dat Jezus Jeruzalem bezoekt. Eerst moet hij met de leerlingen zo’n dertig kilometer vanuit Nazareth naar de Jordaan lopen.Vandaar wandelden ze ongeveer honderd kilometer naar het zuiden tot aan het eerbiedwaardige Jericho, een stad die toen al 8 duizend jaar oud was. Daar moet je rechtsaf de bergen in. Na 20 kilometer zal hij dan Jeruzalem bereiken. Jericho is de laatste halte voor de dramatische intocht in de hoofdstad. Bij het verlaten van Jericho komt hij de blinde bedelaar Bartimeüs op hem af.
Bartimeüs leidt een zwaar leven. Hij is aangewezen op de aalmoezen van voorbijgangers, en die zijn er op deze route gelukkig veel. Hij is lang genoeg blind geweest om zijn gebrek uitstekend gecompenseerd te hebben. Hij hoort en ruikt precies wat er om hem heen gebeurt. Over een paar dagen zal heel Jeruzalem staan te juichen met palmen voor de ‘koning van Israël.’ Maar hier is het Bartimeüs al, die onbeschaafd hard roept: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij.’ De mensen snauwen hem toe zijn mond te houden, maar Bartimeüs springt op. Als niemand helpt doet hij het wel alleen. Hij staat uit zijn oude leven op, laat zijn jas op de grond liggen, en wendt zich wanhopig en tegelijk hoopvol tot Jezus. Zijn laatste kans. Hij ziet in deze man wat niemand om hem heen had gezien, en voor hij het besef kijkt hij Jezus in de ogen.

AFHANKELIJK ZIJN
Tante Riet en Bartimeüs hebben me ergens op gewezen. Namelijk hoe moeilijk het is als je zelf niet meer kunt zorgen voor anderen, als je niet meer de regie kunt voeren over je leven, en je je moet overgeven aan de hulp van mensen om je heen. Menigeen verliest dan de zin om nog verder te leven. Maar er zijn er ook, die nieuwe mogelijkheden ontdekken. Ik heb het heel dikwijls horen vertellen door kinderen, die hun vader of moeder achteruit zagen gaan en die eerst schoorvoetend maar mettertijd met steeds meer overgave hen verzorgde, vertroetelde, voedde en mee naar buiten namen om naar de vogels te luisteren. Ze vertelden me hoe hoog zij juist die levensperiode hebben gewaardeerd, soms zelfs als de mooiste tijd van hun bestaan hadden ervaren.
Mantelzorgers zijn Gods genade. Wie met zorg en eerbied dicht bij iemand blijft die op anderen is aangewezen, die kan ook uit de mond van de blinde wonderlijke wijsheid horen en soms een groot geloof in het leven.

KOEKELOERE
Lieve kinderen. ‘Sofie: wat wil je op je verjaardag doen?’ ‘Film kijken!’, riep Sofie. ‘Peter Rabbit, de runnewee!’ Mamma was niet enthousiast. ‘Wat is daar nu aan? Dan zitten jullie de hele middag naar zo’n schermpje te koekeloere!’ Sofie wist wel dat mamma niks met schermpjes had. ‘Wat deed jíj dan als je jarig was?’ ‘Spelletjes..., mens erger je niet of monopolie... En we speelden ook toneel en blindemannetje!’ ‘Blindemannetje!’, spotte Sofie die van een andere generatie was. ‘Waarom niet blindevouwtje?’ ‘Eén kind kreeg een blinddoek om en een stok van opgerolde krant, en die moest proberen zoveel mogelijk andere kinderen te slaan. Die waren dan uit.’ En zo gebeurde het op de 10de verjaardag van Sofie. Haar gasten speelden blindevrouwtje. Ze kregen een blinddoek om. Ze voelden, hoe het was als je niks kon zien, en je door anderen moest laten helpen. Ze voelden ook de angst in het volslagen donker en hoe je die angst er weer woedend met de papieren stok uit kon slaan! En denk nu maar niet, dat het die middag zonder schermpjes ging! Integendeel, er waren heel wat filmpjes om up te loaden!