2021 - Christus Koning © Harrie Brouwers, Voerendaal





DE WERELDVREEMDE KONING






KONINGEN VAN TEGENWOORDIG....

Pilatus heeft Jezus even mee naar binnen genomen om hem onder vier ogen te spreken. ‘Ben je koning?’ vraagt hij. En dan  antwoordt Jezus met een wedervraag. Het lijkt wel alsof de evangelist ons duidelijk wil maken  dat Jezus beslist niet de mindere is van Pilatus. ‘Komt die vraag uit jezelf of hebben anderen je dat ingefluisterd?’ Met andere woorden: ‘Zal ik het je uitleggen of wil je me beschuldigen?’ Pilatus antwoordt ook weer met een  wedervraag – zij het een retorische. ‘Ben ik soms een Jood?’ Nee, Pilatus vertegenwoordigt het keizerlijk gezag. Jezelf koning noemen was levensgevaarlijk als je daar geen toestemming voor had uit Rome. Pilatus is op zijn hoede.
Het woord ‘koning’ roept beelden bij me op. Ik zie een kalende man met een fluwelen rode mantel, een gouden kroon en een dikke buik. Hij loopt een beetje goedmoedig doelloos door een paleis. Zijn grootste zorg is het uithuwelijken van een losbandige zoon of een lieftallige dochter. Koningen waren in mijn jeugd sprookjesfiguren. Nederland had een koningin en die fietste in een gewone jurk door de stad. 
Later begreep ik dat echte koningen een symbolische waarde hebben. De macht ligt elder, bij presidenten en directeuren van wereldconcerns, bij Tesla, Facebook en Google. Ze oefenen hun macht tamelijk onzichtbaar uit, maar dat zullen de meeste koningen ook wel gedaan hebben.

KONINGSCHAP VERLIEST MACHT
Keizers en koningen hebben over Europa geregeerd. Daar waren heersers bij die de vrede waarborgden, maar ook die oorlogen zochten. Hun gezag stond lange tijd niet ter discussie. Ze regeerden bij de gratie Gods. Ze beschermden kerken en kloosters. Ze verdedigden het geloof. Er waren uiteraard machtsconflicten tussen de keizer en de paus, maar de gewone gelovige voelde zich tamelijk geborgen onder hun hoede.
Dat veranderde toen veel vorsten in Europa de kant van Luther kozen tegen de keizer. Het Noorden van Europa was behoorlijk ontwikkeld. Niet langer schikte men zich er blindelings in allerlei decreten. Die ontwikkelingen gingen snel. Het pronkzieke leven aan de hoven van de super-rijken stak schril af tegen het bestaan van de straatarme bevolking. Dat leidde tot opstanden. De Franse revolutie is de bekendste. Nu raakte ook de kerk in diskrediet. 
In 1905 leidt dat tot een absolute scheiding tussen kerk en staat. Die werd in Frankrijk bij de wet geregeld. Er was godsdienstvrijheid, maar in de openbare ruimte mochten geen godsdienstige tekenen worden gedragen en vrome toespraken gehouden. De staat stopte ook met elke overheidssteun aan alle geloofsgenootschappen die er waren. Alle kerkelijke gebouwen werden staatseigendom. In de praktijk werden deze ruimten nog wel gebruikt door de gelovigen. Het onderhoud was voor de staat. Dat geldt nog voor de gebouwen van voor 1905.

TEGEN HET "LA
ÏCISME'
In 1925 gebruikt Pius XI een gedenkdag om tegenover deze scheiding van kerk en staat een teken te stellen. Het is dan 1600 jaar geleden dat het concilie van Nicea werd gehouden. Tijdens die vergadering van bisschoppen werd gezocht naar een theologie die Jezus Christus moest beschrijven en vooral zijn verhouding tot God. De paus stelt dan het feest in van Christus Koning. De koning mag zich dan in het openbaar niet als gelovige manifesteren, maar Jezus zelf is koning van de wereld, ja zelfs van het heelal. Dat laatste wordt er later aan toegevoegd, als de ruimte en de ruimtevaart zich bij ons wereldbeeld voegen.
Wij zijn intussen opgegroeid met een kerk die geen publieke privileges heeft. De maatschappelijke rol van de kerk is teruggedrongen. Het proces van secularisatie en laïcisme is voort gedenderd. Maar we hoeven dat niet meer als een verlies te ervaren. Jezus’ koningschap was immers niet van deze wereld. Hij kwam niet om te heersen maar om te dienen. Als de pastoor niet meer kan zorgen dat een jongen of een meisje een baantje krijgt, of dat zij een huis krijgen toegewezen; als de kerk niet meer de wetgeving in Nederland mee bepaalt, dan kan zij eindelijk onbaatzuchtig doen waartoe ze geroepen is: in plaats van macht uitoefenen, dienen. De vinger op de wonde leggen, het ideaal van gerechtigheid verkondigen, van vergeving, en brood voor alle mensen; erover waken dat vreemdelingen gastvrijheid genieten en zieken worden getroost. Die zin van Jezus staat dus centraal vandaag: ‘mijn koningschap is niet van deze wereld!’

SCHAKELEN
Lieve kinderen. Als Rico bij opa op bezoek was, dan wilde hij altijd schaken. Toen hij nog heel klein was zei hij altijd : ‘schakelen’. ‘Ik wil schakelen’, en dan werden alle poppetjes op het schaakbord gezet en rukte Rico daar met alle stukken tegelijk mee op tot aan de rand aan de overkant. Maar met de jaren had hij geleerd hoe een pion en een loper en een toren en zelfs het paard konden bewegen. Het schaakbord van opa was prachtig. Hij had het heel vroeger van een reis naar Griekenland meegenomen. De bronzen pionnen waren echte soldaten met pijl en boog. ‘Wie is nou de belangrijkste speler?’, vroeg ik aan Rico. Daar moest hij over nadenken. Als de koning geslagen werd, dan  was het spel verloren. De koning was dus erg belangrijk. Die moest kost wat ‘t kost worden verdedigd. Maar de koningin kon veel meer. Die kon het hardste en het verste rennen van alle stukken. Zonder koningin was het moeilijk om nog te winnen. De koning is de belangrijkste, zei Rico tenslotte, maar hij kan niet meer dan een knecht, of nog minder, want hij kan niet promoveren. Zo is dat met koningen!