2022, 6de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal





GEZEGEND OF VERVLOEKT




OP DE VLAKTE?

Ik kan iets op twee manieren zeggen. Een voorbeeld. ‘Lieve mensen, als u het niet vervelend vindt, zou ik u eigenlijk het liefst willen vragen om, indien mogelijk, een mondkapje om te doen....’ Ik kan ook zeggen: ‘Allemaal nu een mondkapje om!’ De korte versie is dwingender dan de lange. De uitvoerige tekst nodigt eerder uit om te onderhandelen. Mijn vader was van dat korte: ‘zitten en mond dicht!’
We lazen een stukje uit de zogenoemde ‘vlakte-rede’ van Jezus, ofwel de ‘veldrede’. Lukas vertelt dat Jezus met zijn leerlingen op een berg had gebeden en toen was afgedaald om het volk begon toe te spreken in het vlakke land. De toespraak begint met vier zaligsprekingen. De inhoud van zijn rede vinden we in grote lijnen ook bij Matteüs. Lukas en Matteüs putten uit dezelfde bron. Bij Matteüs echter houdt Jezus zijn preek juist boven op de berg. We noemen de toespraak bij hem dan ook ‘de Bergrede’. De Vlakte-rede bij Lukas is korter. Matteüs is uitvoeriger en begint met wel negen zaligsprekingen.

MATTEUS LEGT UIT
Er zijn meer verschillen. Matteüs schrijft voor Joodse mensen. Hij houdt rekening met hun gevoelens. Daarom geeft hij aan Jezus de trekken van Mozes. Mozes verkondigde de Thora vanaf de berg Sinaï. Dus Jezus’ commentaar op de wet laat hij vanaf een berg klinken. Mozes nam zeventig oudsten mee de berg op. Zo houdt Jezus zijn Bergrede alleen voor de leerlingen.
Lukas schrijft voor een ander publiek, voor mensen van Helleense afkomst. Velen waren gewezen slaven. Ze zijn arm en horen niet tot de gegoede burgerij. Voor Lukas is Jezus eerder een profeet, die zich rechtstreeks tot het volk keert; zo iemand als Elia. Dus als Jezus zijn betoog begint, mengt hij zich tussen de mensen. Daar is hij kort en bondig. ‘Zalig de armen, zalig de hongerigen, zalig die verdrietig zijn, en zalig die niet meetellen.’ 
Matteüs hield rekening met zijn rijke toehoorders en daarom legde hij uit wat Jezus bedoelde. Om misverstanden te voorkomen, voegde hij iets aan de tekst toe. Jezus was niet tegen de rijken. Dus Matteus legt uit: ‘Zalig de armen... voor wat hun mentaliteit betreft’; zalig die hongeren... naar gerechtigheid!’

'ZALIG' EN 'WEE'
Nu zijn we 2000 jaar later. Nog steeds klinkt Jezus oproep: ‘Zalig de armen’ en ‘wee, de rijken!’ Dat ‘Wee’ heeft Matteüs trouwens ook achterwege gelaten. Daarom klinkt de versie van Lukas veel dwingender. Bijbelgeleerden zijn geneigd deze kortere versie als de meest oorspronkelijke te beschouwen. ‘Wee, de rijken!’ Des te meer mogen we ons de vraag stellen: Wat moeten we hiermee? 
Soms denk ik, die vervloekte rijken, dat zijn die 26 meest vermogende mensen op aarde, die evenveel bezitten als de hele armste helft van de wereldbevolking! Aldus berekende Oxfam Novib onlangs. Zijn de grote jongens achter de Amerikaanse, Russische, Europes en Chinese concerns de boosdoeners? Richt Jezus zich tegen hen: ‘Wee jullie..., de ondergang van de wereld zal ook jullie ondergang zijn....’ Of moet ik mezelf het oordeel van Jezus aantrekken? Hoor ik zelf tot de ‘happy few’. Ik kom niets tekort. Eten, drinken, onderwijs, dokters, het is er allemaal. Ik ben al bijna een maand geleden gevaccineerd. In Afrika ligt de vaccinatiegraad nu ergens tussen de 10 en 20 procent. Ondanks de kritische omstandigheden waarin ook veel Nederlandse gezinnen verkeren, mag je toch zeggen dat wij bij het rijke deel van de wereld horen. Heeft Jezus ons op het oog?
Matteüs was van mening dat Jezus niets tegen rijkdom heeft. In de parabel van de talenten geeft de baas grote sommen geld aan zijn dienaren om te beheren. Niks mis mee! Ergens anders vertelt Lukas hoe drie welgestelde vrouwen de school van Jezus met hun vermogen onderhielden. De rijkdom wordt niet verdacht gemaakt, en de armoede wordt niet verheerlijkt. Maar Jezus slaat wel met een vuist op tafel. Of je nu een grote of een kleine rijke bent: pas op te tellen! 

BEN IK RIJK OF ARM?
Zou het dus kunnen zijn, dat ik de arme en de rijke tegelijkertijd ben? ‘Zalig de armen’, mag ik me aantrekken. Het nodigt me uit om de hoop op betere tijden niet te verliezen. Ik mag mijn dromen niet opgeven. Ik moet erop vertrouwen dat er een feest is na corona, dat er een dag komt dat de wereld het klimaat weer beheert. ‘Wee de rijken’, is ook voor mij bestemd. Het deugt niet dat vluchtelingen worden opgejaagd en als oorzaak van alle ellende worden afgeschilderd. Het deugt niet dat wij ons druk maken over de prijs van de benzine en niet over hoeveel de rijst kost voor een kind in Afrika.
Ja, ik geloof het echt. ‘Zalig de arme’, en ‘wee de rijke’, dat richt zich niet op twee partijen. Het betreft allebei ons! Jezus geeft ons hoop en hij roept ons ter verantwoording.

ALLEEN
Lieve kinderen. ‘En waarom wil je na school niet even met Loek mee?’, vroeg mamma. Gemma haalde haar schouders op. Ze vond Loek niet leuk. Het enige wat Loek kon was opscheppen. Als iemand een armbandje liet zien was het eerste wat Loek zei: ‘Ik heb thuis een mooiere!’ Als iemand vertelde dat hij naar Luxemburg was gefietst dan vroeg ze: ‘Ben je ook in Guatumala geweest. Daar is het mooi!’ En toen Gemma gister vertelde dat ze spaarde voor een nieuw mobieltje, kwekte Loek: ‘Ik heb er nog een over; kun je hebben voor een tientje...’ Mamma begreep het wel. ‘Misschien is Loek erg alleen’, zei ze. ‘Misschien probeert ze met al dat opscheppen vriendinnetjes te krijgen.’ Nu was Gemma even in de war. Zou dat kunnen? Ze kon het zich wel voorstellen, een eenzame, zure Loek tussen alle dure dingen. ‘Ik ga er wel heen’, stemde ze in, ‘maar alleen voor deze ene keer!’