2022 - 29ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal





WAT, ALS JE NIETS MEER KUNT DOEN...





HERINNERING AAN OMA
Aan het eind van een uitvaartliturgie komen soms enkele nabestaanden aan het woord. Vaak is dat heel ontroerend. Vooral als ze het in het Limburgs kunnen doen, komt hun gevoel recht uit het hart. Zo hebben ze immers ook altijd  met vader of oma gepraat. Het komt ook voor, dat het rouwbeklag van de familie eindigt in langdurig onverstaanbaar gesnotter. Daarom zijn er heel wat ouderen die de wens te kennen geven dat vooral niemand iets moet zeggen tijden de uitvaart. Ik heb ook wel eens heel gewichtige toespraakjes gehoord van mensen die het amper over de dode hadden, maar alleen over zichzelf. En soms ook nabestaanden die niet hun dierbare eer brachten, maar de kerkgangers als publiek gebruikten voor hun eigen rouwverwerking. Maar dat alles laat onverlet dat ik dikwijls familieleden heel ontroerende dingen heb horen vertellen. Ik vergeet nooit een kleinzoon dat niets anders zei dan ‘Dank je wel, opa, jij hebt me leren knipogen... met twee ogen!’ Of een kleindochter: ‘Daarom oma heb ik vandaag mijn princessenjurk voor jou aan gedaan.’ 
Wat ik kleinkinderen echter het vaakst heb horen zeggen, dat is dat oma of opa altijd een kaarsje had opgestoken voor ze. Als ze op reis gingen, als ze rijexamen deden, of een proefwerk hadden... altijd was er die hand in hun rug van iemand die op het uur van beproeving ergens een lichtje aanmaakte en aan hen dacht.

BEZWERING?
Mozes stuurt zijn mannen in de strijd. Het gaat om Israëls geduchte vijand, om de Amalekieten. Het volk woonde in het zuiden van de Negebwoestijn en controleerde de handel tussen Arabië en Egypte. Zelf vecht Mozes niet. Hij is geen generaal. De traditie en de legenden beschrijven hem eerder als kwetsbaar. Sommige teksten lijken te zeggen dat hij een spraakgebrek had, een hazenlip misschien. Hij stotterde en was wellicht linkshandig. Hij was aan het hof van farao opgegroeid. Hij is een bestuurder, een wetgever, geen militair. Hij gelooft met hart en ziel in één God die boven alles en allen troont. Hij doet dus niet mee in het gevecht tegen de Amalekieten, maar hij bidt. 
Hij bidt zolang de krijgers vechten en hij doet dat met opgeheven handen. Hij geeft zich over aan God. Zijn soldaten zijn aan de winnende hand zolang hij zijn armen ten hemel strekt. Maar Mozes wordt moe. Twee sterke mannen houden zijn armen in de greep. Deze gezamenlijke gebedsinspanning wordt beloond. De Amalekieten worden verslagen.
Je kunt je afvragen of dit verhaal niet een beetje bijgelovig is, of neurotisch. Zou God zijn volk werkelijk laten vallen als Mozes te moe was geworden tijdens het bidden? Zou Mozes met zijn uitgestrekte armen macht over de krachten van God hebben gehad? Nee, natuurlijk niet. Maar een mens is bang. Mozes is bang om de strijd te verliezen. Hij voelt zich machteloos en beeldt zich in, dat hij al biddend de werkelijkheid kan beïnvloeden. Is dat neurotisch? Is dat niet een krampachtige poging om de angst te bezweren en de werkelijkheid magisch in de greep te krijgen?

EEN VLAMMETJE LIEFDE
Dan hoor ik die kleinkinderen over oma praten. Oma stak een kaarsje op. 
De rij-instructeur kon ze niet omkopen. De vergeten Griekse woordjes kon ze niet influisteren. Het vliegtuig kon ze niet beschermen tegen terroristen. Ze kon alleen haar meeleven tonen, haar liefde omzetten in een vlammetje en in een gebed tot God die liefde is. Het kaarsje van oma verhoogde niet de intelligentie van de promovendus. Haar devotie oefende geen macht uit in het universum. 
Maar voor het kleinkind bij de kist van oma had het alles betekend. Het was oma diep dankbaar, omdat het zich in zoveel moeilijke ogenblikken niet alleen had gevoeld. Het had zich op cruciale momenten verbonden geweten met haar liefde die over de grens van tijd en ruimte bestaat. 
De soldaten voelden zich gesteund. Mozes’ opgeheven armen waren geen bezwering van het noodlot, maar een uitdrukking van liefde die niet stil staat bij de grens van waar onze macht nog reikt.

TWEE KAARSJES
Lieve kinderen, Mieke vond het leuk als ze met oma ergens een kaarsje kon opsteken. Tijdens een wandeling naar Winthagen op zondagmiddag bijvoorbeeld. Toen ze klein was wilde ze het kaarsje ook uitblazen maar dat hoefde niet meer. Verleden week stak oma twee kaarsjes op. Dat had ze nog nooit gedaan. ‘Waarom steek je twee kaarsjes op?’, vroeg ze nieuwsgierig. Oma keek ernstig. ‘Kees moet volgende week naar het ziekenhuis. Ik bid dat hij gauw beter wordt.’ Mieke knikte. Ze wist dat al. Ome Kees was ziek en mamma maakte zich zorgen. ‘Helpen twee kaarsjes dan beter dan één?’, vroeg ze. Je zag haar denken: ‘Laten we er dan maar tien opsteken.’ Oma haalde haar schouders op.  ‘Ik denk het niet, maar ik wil het zo graag.’ ‘Ik ook!’, riep Mieke en ze zette er nog twee kaarsen bij.