De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2013 - 30ste zondag door het jaar © Ad Blijlevens, Heerlen
 
 
 
NIET TE MISLEIDEN DOOR GEBED
 


De gelijkenis over de Farizeeër en de tollenaar die alletwee naar de tempel gingen om to bidden, spreekt tot onze verbeelding. De Farizeeër wordt getypeerd als iemand die God bedankt dat hij is zoals de mensen die de wet overtreden: rovers, onrechtvaardigen, overspeligen; of zoals de tollenaar die op een afstand bleef staan en zelfs zijn ogen niet naar de hemel durfde op to slaan. De Farizeeër brengt verder in zijn gebed naar voren, dat hij veel vaker vast dan is voorgeschreven en dat hij bovendien niet alleen van olie, koren en wijn een tiende afdroeg, zoals eens was voorgeschreven (Dt 14, 22), maar van al zijn inkomsten. Kortom: iemand op wie niets is aan to merken, 'kerkelijk' gezien onberispelijk en niet to beroerd om behoorlijk wat weg to geven van zijn inkomsten. Maar: hij is het zich ook terdege bewust!
Bij de tollenaar is dat allemaal precies andersom: als ambtenaar in dienst van de Romeinse bezetter int hij tolbelasting van de bevolking. Tussen wat hij inde van de mensen en wat hij zelf moest afdragen aan zijn baas, de oppertollenaar, lagen mogelijkheden om to knoeien en zich stevig to verrijken. De gelijkenis suggereert dat hij dat vast wel gedaan zal hebben. Religieus heeft hij weinig of niets om zich op to beroepen. En ook al heeft hij tiet financieel waarschijnlijk heel goed, voor de orthodoxe joden hoort hij tot het snort mensen met wie je niet omgaat: 'zondaars en tollenaars'. Toch is hij genoeg religieus om naar de tempel to gaan en er to bidden. Daarbij weet hij heel goed dat hij niet veel meer kan zeggen dan: God, wees mij zondaar genadig.
De evangelist Lucas begint zijn verhaal met te zeggen dat Jezus deze gelijkenis vertelde 'met bet oog op mensen die overtuigd zijn van hun eigen rechtvaardigheid en die neerzien op anderen'. Jezus eindigt zijn gelijkenis met de opmerking dat de tollenaar 'gerechtvaardigd naar huis ging, en niet de ander. Want wie zich verheft, zal worden vernederd; en wie zich vernedert, zal worden verheven'.Toch lijkt de gelijkenis nog iets meer te willen zeggen. Dit m.n. ten aanzien van de vraag wie door Jezus (en dus door de geloofsgemeenschap van Lucas) als 'gerechtvaardigd' wordt beschouwd, en wat dat dan is. Volgens de gelijkenis zul je niet gerechtvaardigd naar huis gaan als je bij je bidden prat gaat op het goede dat je doet en neerziet op mensen die niet beantwoorden aan geldende normen. Maar als je van jezelf weet dat er dingen niet goed zijn in je leven en je durft dat ook eerlijk te bekennen, ga je wel 'gerechtvaardigd' naar huis. Het verschil is, dat de Farizeeër tijdens zijn bidden meer met zichzelf bezig was dan met de Onuitsprekelijke tot wie hij zich richtte. Waar meestal wordt vertaald: ‘De Farizeeër bad bij (!) zichzelf’, luidt een andere vertaling: ‘De Farizeeer sprak in zijn gebed over (!) zichzelf.’ Feitelijk doet hij dat laatste ook. Hij zegt alleen maar dingen die hij zelf graag hoort. Hij is het middelpunt van zijn eigen bidden.
Bij de tollenaar ligt dat anders. Die buigt zich over wat een pijnlijke relatie was in zijn leven, zijn tekortschieten. Van daaruit probeert hij zich opnieuw te oriënteren op de Werkelijkheid die hij toch ziet als het dragende Geheim van zijn bestaan. Zoiemand is waarachtig, en in die zin ‘gerechtvaardigd’, of rechtschapen of gerechtig. Als je ondanks wat dan ook probeert eerlijk en waarachtig contact te houden of opnieuw te zoeken met de Bron van je bestaan, merk je vanzelf hoe moeilijk het kan zijn om niet overtuigd te zijn van eigen gerechtigheid, en hoe verleidelijk bet kan zijn om op anderen neer te kijken. Daarmee worstelen in je leven is bidden: zoeken naar Hem of Haar die, zoals een lied van Huub Ooterhuis zingt, niemand naar de ogen ziet, door geen geld is om te kopen en die zich door geen lied laat misleiden.
 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag141
gister160
deze maand3073
totaal822833