De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2014 - 5de zondag door het jaar © Harrue Brouwers, Voerendaal
 
 
ZON + ZEE = ZOUT
 
 
 
ZON EN ZOUT
Ooit was de hele aarde bedekt met zout water. Daarin is het leven ontstaan. Zonder zout functioneert onze celstofwisseling niet. Zout is voor ons onmisbaar en dus kostbaar. Van het woord Sal komt soldij en salaris. De oude Romeinen zouden uit hun dak gaan als ze konden zien hoe wij ‘s winters onze wegen met een laagje zout bedekken! Zout was in de geschiedenis van de mensheid dan ook de eerste handelswaar. Langs de wegen waarop het vervoerd werd lagen rovers op de loer. Krijgsheren gingen de zoutroutes beschermen en rekenden daarvoor een hoge prijs. Steden ontstonden met het verdiende geld. Rome is er een bekend voorbeeld van. Plaatsnamen herinneren aan de zouthandel; in Duitsland bijvoorbeeld die met het woordje Salz of het Keltische Halle.  Het zout diende om het eten smakelijk te maken. In het boek Job wordt opgemerkt dat het eiwit zonder zout smakeloos is. Het werd ook gebruikt om te conserveren. De priesters in Jeruzalem hadden er vanwege de dierenoffers veel van nodig. Vissers bedekten er hun vangst mee. In Egypte werd zout gebruikt om ontstekingen te genezen. Zout werd als een oer-element beschouwd waaruit het leven voortkwam, dikwijls samen met het licht. De combinatie van zout en licht vinden we in het evangelie van Matteüs terug. ‘Jullie moeten het zout van de aarde zijn’, zegt Jezus. ‘Je moet je licht laten stralen.’ Met verwondering - zo lijkt me - had men gezien dat het zonlicht, stralend over het water, zout te voorschijn tovert. De oever van de dode zee was het bewijs. Daar lag het zout voor het opscheppen. Soms leken het wel menselijke gestalten. Wie goed keek kon er de vrouw van Lot naar achteren zien turen; ze kon zich niet losscheuren van de zonden in Sodom. De zoutformaties langs de dode zee zijn het werk van de licht op het water. Zon en zout liggen aan de oorsprong van het leven. Het fascineerde ons als kind wanneer mijn vader een paar korreltjes zout op de blauwe gasvlam strooide om er een diep gele kleur aan te geven.
 
OP HET STOELTJE!
Ik heb aan mijn kindertijd veel goede herinneringen, ook aan de kleuterschool, aan het speelplaatsje achter de kerk van Scharn... Met de wijsvinger boorden we gaten in de mergelsteen. De kalk onder de nagels deerde je niet. Ik heb er ook een slechte herinnering aan overgehouden. Dat was mijn verjaardag. Je mocht tracteren. en de kinderen zongen ‘lang zal die leven in de gloria!’ Allemaal goed. Maar ik vond het verschrikkelijk dat ik dan op een stoeltje moest gaan staan. Nog elke verjaardag als mensen voor me zingen voel ik de opluchting dat ik mag blijven zitten. Wat is dat toch? Het moet een soort verlegenheid zijn geweest. Je werd opgevoed met de leuze: ‘kinderen die vragen worden overgeslagen’ en ‘eigen roem stinkt.’ Ik moet ervaren hebben dat in het middelpunt staan ook spot en afkeuring oproept. Misschien kwam het wel omdat mijn vader hoofd der school was en je dat soms nageroepen kreeg. Ik hoorde niet tot de brutalen die de halve wereld bezaten.
Het lijkt wel alsof Jezus deze, wat onzekere, zoekende types op het oog heeft in de Bergrede. Hij begroette hen immers als de zachtmoedigen, de vredestichters, als degenen met de mentaliteit van de armen, de barmhartigen, als degenen die hunkeren naar gerechtigheid. En onmiddellijk na die begroeting volgt de aanmoediging: durf naar zout te smaken en heb de moed om boven op je stoeltje te gaan staan en je te laten zien.
 
LAAT JE ZIEN!
De eerste gelovigen waren eenvoudige lieden, gewezen slaven, die wat aarzelend tegenover de grote wereld stonden, niet zeker van zichzelf. Ze hadden een hand in de rug nodig. Niet te bescheiden! Ga op je stoeltje staan. Parochie Voerendaal, laat het maar zien, dat je 54 volle dozen boodschappen hebt uitgedeeld aan mensen die het goed konden gebruiken deze maand, dat je voor de kerst met ruim 3000 euro de voedselbank hebt gesteund, dat je een kamer vol speelgoed hebt weggegeven voor sinterklaas, omdat je meeleeft met mensen, omdat de barmhartigheid van je schepper brandt in je hart. Tegelijk hebt u zieken bezocht, elkaar vergeven; zoveel goeds in stilte gedaan. En de kerk onderhouden! Vaak maant het evangelie ons om goed te doen. Vandaag moedigt het ons aan om het goede dat we al doen ook te laten zien. Wie liefheeft laat immers iets van God zien!

ONDER DE DEKENS
Lieve kinderen. Toen hij naar bed ging had Joshua iets sluipends over zich. Mamma keek hem daarom inspecterend na. ‘Wat moet dat met die Donald Duck? Die hoeft niet mee naar bed!’ Met tegenzin legde Joshua het blad op tafel en toen viel vanonder zijn oksel de zaklamp op de grond. ‘En wat moet je met die zaklamp?’ Ineens begreep mamma het. Joshua wilde de Donald Duck in bed, onder de dekens, lezen zonder Pimmetje wakker te maken. ‘Die zaklamp is niet om onder de dekens te laten schijnen, die is om in de donkere kelder muizen te zoeken of lichtsignalen te maken naar het mannetje op de maan’, zei pappa. De ogen van Joshua begonnen te fonkelen. Inderdaad. Er waren zoveel mogelijkheden voor een zaklamp. ‘Weet je wat? Ik laat de Donald Duck hier, maar de zaklamp mag mee, hè?!’ Zonder het antwoord af te wachten rende hij naar de slaapkamer. Twee uur later maakte pappa de deur van Josha’s kamer voorzichtig op. Op de grond, vlak onder de bedrand, was de brandweerauto tot stilstand gekomen. Aan de ladder was de zaklamp vastgebonden. De batterij was bijna op. Pappa bond hem er vanaf en liep ermee naar beneden. Hij deed er nieuwe batterijen in en stopte hem in zijn zak. ‘Ho, ho’, riep mamma. ‘Die gaat niet meer naar boven!’ Pappa zuchtte teleurgesteld. Je kon zoveel mooie dingen doen met een zaklamp in het donker...
 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag2
gister95
deze maand3730
totaal823490