De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2014 - 6de zondag van Pasen © Harrie Brouwers, Voerendaal
 
 
 
NIET VERWEESD
 
 
 
POLONAISE
Ik zag een reclamefilmpje van een bekend biermerk op de tv. De mogelijke verrichtingen van ons nationaal elftal brengen daarin opeens een Nederlandgevoel, een oranjegekte, tot stand. Iedereen doet de samba, is vrolijk en danst een polonaise, terwijl hoog in de lucht een windmolen wordt  gelanceerd. Als toppunt verschijnt een standbeeld van een soort heilig hartbeeld, Dennis Bergkamp. Iedereen blij. De reclame haakt in op een ten diepste religieus verlangen om ergens bij te horen. Wij krijgen pas zin en betekenis als we een onderdeel zijn van een groter geheel. We zijn graag lid van een familie waar we trots op kunnen zijn. We scheppen graag een beetje op over onze ouders of over onze kinderen. We willen Limburgers zijn, ook al bestaat die identiteit nog niet eens zo lang. Desnoods willen we Hollanders zijn, maar dan alleen tijdens het voetballen. Een mens is het niet genoeg om samen te vallen met zijn lichaam en te zijn in het hier en nu, nee, we hebben er behoefte aan om onszelf te verstaan in een groter geheel. ‘De zin van een systeem’, zei de filosoof Wittgenstein, ‘ligt nooit ìn het systeem , maar daarbuiten.’
 
GROTER VERBAND
In het evangelie vertelt Johannes over het laatst avondmaal. Hij schrijft over een gebeurtenis die zich op dat ogenblik minstens twee generaties geleden had voorgedaan. Wellicht nog meer dan de leerlingen die erbij geweest waren, begrijpt Johannes de betekenis van wat er was voorgevallen. Hij laat het Jezus zeggen: ‘Als jullie je mijn woorden ter harte nemen, dan ben ik in jullie; dan blijven we verbonden over de grens van de dood heen, en dan horen jullie ook bij God, want God is met mij! Jezus wijst er op dat onze diepste identiteit, ons waarachtige zelf, te vinden is in onze verbondenheid met God. Die gemeenschap komt tot stand als we Jezus’ woord ter harte nemen: als we barmhartig zijn, als we onbaatzuchtig het geluk van de anderen op het oog hebben, als we mee bouwen aan de wereld van God.
 
NIET IN DE KERK
Moderne mensen zijn eerder te porren om het voetbalstadion op te zoeken en te zingen van Oranje dan in de Mis het Kyrië aan te heffen. Ze zijn er eerder voor te vinden om een flesje bier open te trekken en te toasten en misschien wel zes of tien, dan om eucharistie te vieren. De kerk is niet meer de kracht die ons bindt. Steeds minder mensen zoeken er hun diepere identiteit. De toekomst van de kerk, althans in west-Europa, lijkt bedreigd. Teveel schandalen, teveel ontluistering is er geweest; teveel ijdele woorden en valse hoge tonen hebben er geklonken. De jeugd heeft amper enig benul van waarover het in de kerk gaat.
Maar ook de moderne mens wil natuurlijk bij een groter geheel horen. Bij de wereld van de hockeyers, bij de Bandido’s, bij de Ajaxfans of de wereldverbeteraars. Ze willen ergens bij horen en tegelijk zich onderscheiden, maar eerder doen ze met Heineken de polonaise dan dat ze in de kerk iets zouden herkennen van hun diepere zelf.
 
IN WAARHEID
Ik vind dat jammer. Ze zullen er eens achter komen dat de heerlijkheden die de reclame voorspiegelt hun veel meer geld gaat kosten dan hun voorouders ooit aan aflaten hebben uitgegeven. Ze zullen merken dat de farmaceutische industrie ze veel meer schuldgevoel aanpraat dan in de biechtstoelen ooit is gebeurd. Ze zullen ontdekken dat politici en pseudo-wetenschappen hun veel meer op de mouw spelden dan vanaf de kansel is gedaan.
Maar ik geloof vast dat wat Jezus bedoelt en wat Johannes vandaag vertelt, actueel blijft: Mensen stijgen boven hun toevalligheid uit, ze vinden zin en betekenis, ze maken contact met hun bron, als ze onbaatzuchtig zijn en Jezus’ woord volgen. Dan zijn ze geen individuen die ten dode zijn gedoemd, maar dan zijn ze in harmonie met hun Schepper, dan bestaan ze in de waarheid. Dan zijn ze niet langer verweesd.
 
FAMILIE
Lieve kinderen. Eefje kon er niet genoeg van krijgen. Telkens als ze bij oma was dan begon ze te vragen: ‘Dus jij was de mamma van mamma!’ ‘Ja hoor, ik was de moeder van jouw mamma!’ ‘En niet van pappa!’ ‘Nee, pappa had een andere mamma’ ‘En een andere pappa’, vulde Eefje aan. ‘Was mamma wel eens stout?’, was steevast de volgende vraag. ‘Wat denk je?’, vroeg oma dan. ‘Natuurlijk was ze wel eens ondeugend!.’ ‘Wat deed ze dan?’ Oma begon te vertellen dat mamma wel eens een jong poesje in de wei gevonden had en dat mee had gebracht naar de zolder zonder iets te vragen en zonder iets te vertellen. En dat het poesje plotseling weg was, en dat ze met dikke tranen alles was komen opbiechten. ‘En hebben jullie haar nog gevonden?’ ‘Nee’, zei oma. ‘Ze zal wel zijn weggelopen naar haar eigen huis. Maar tien jaar later was mamma nog aan het zoeken en bij ieder jong katje riep ze uit: misschien is dat Lellebel wel!’ ‘Lellebel??’ Eefje schoot in de lach. ‘Zo noemt ze mij ook wel eens! Weet je wat ik doe? Ik ga Lellebel zoeken en als ik er een vind dan neem ik hem mee naar de zolder en dan zorg ik ervoor dat ze niet kan weglopen!’ Oma lachte. Ze was blij. Eefje leek toch zo op haar moeder en Lellebel zou wel nooit uit de familie verdwijnen!
 
 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag23
gister95
deze maand3751
totaal823511