De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2014 - 18de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal
 
 
 
 
DE JONGEN MET DE VIS
 
 
 
Stelt u zich eens voor, dat u rammelt van de honger en nog niet ontbeten/gegeten hebt..., dat de dichtstbijzijnde bakker hier een paar uur lopen vandaan was... Stel u zich voor dat u hier naar toe gekomen was uit onrust; omdat de wereld zo onveilig is geworden...; omdat je dagelijks leest over aanslagen en moorden... Het begint al donker te worden en ik vraag: ‘wie heeft er wat te eten bij zich?’ Wat zou er dan gebeuren? Zou u die suikerklontjes uit uw broekzak aanbieden of een paar koekjes uit uw tasje? Of een appel?
 
DE TIRAN
Zijn neef is vermoord door de koning. En Jan de Doper was niet alleen een goede neef, hij was ook een geestverwant. Als Jezus het bericht krijgt, wil hij zich even terugtrekken, even alleen zijn om te huilen. Het leven kan niet doorgaan alsof er niets gebeurd is! De moord is ook een aanslag op Jezus’ eigen leven. Hij ‘wijkt uit’ naar een eenzaam gebied, naar de woestijn. Zoals Mozes ooit ‘uitweek’ om aan de wraak van de Farao te ontsnappen. Als Mattheus over Jezus spreekt kiest hij graag woorden die zijn toehoorders aan Mozes herinneren. Jezus ‘neemt dus de wijk’ naar een plek waar hij alleen kan zijn, maar de mensen geven Jezus geen rust. Onmiddellijk na het gerucht over de liquidatie van Jan de Doper stromen ze toe. Ook zij zijn ontzet. Johannes was een man van het volk. Zijn dood heeft de koning eens te meer ontmaskerd als hun vijand. Het land is onveilig. Herodes is onbetrouwbaar. Hij geen herder; hij is niet de man die hen voert naar grazige weiden. Nu hopen de mensen dat Jezus, de goede neef, de geestverwant van de Doper, een teken van Gods zorg kan geven.
 
DE JONGEN
Dan wordt het avond, de hoogste tijd om te eten. De menigte hongert. Hongert naar brood en naar een woord van God. Wat te doen? Het is te laat om iedereen naar huis te sturen. Gelukkig! Daar is een jongen met een lunchpakket. Vijf gerstenbroden en twee visjes heeft hij bij zich. ‘Hier’, zegt hij. ‘Neem het maar.’ De jongeman geeft het allemaal. Hij geeft het voor allen. Is het dat wat Mattheus ons wil zeggen? De jongen krijgt de trekken van Jezus zelf. Mattheus legt een link naar het laatste avondmaal. De bede die Jezus even later spreekt over het brood is dezelfde.
 
DE HERDER
Hij vraagt iedereen om te gaan zitten. ‘Er was veel gras’, schrijft Mattheus. Natuurlijk, in ‘grazige weiden’ zijn ze aangekomen; ze hebben hun goede herder gevonden!
Herodes was geen goede herder, net zomin als Farao. Nero was ook geen goede leider voor de lezers van Mattheus en keizer Domitiaan ook niet voor de eerste christenen. Jezus was de goede herder, net als de jongeling die alles uit zijn lunchbox weggaf en deelde.
 
HET KIND
Dat is het wonder. Dat is - om met de evangelist te spreken - het teken van Gods zorgzame nabijheid. Niet dat 5000 man te eten kregen, maar dat een mens alles gaf wat hij had. Ineens wordt het duidelijk wat Mattheus bedoelde, toen hij Jezus liet zeggen: ‘Geven jullie hun maar te eten.’ ‘Geef jezelf.’
Stelt u zich voor dat wie hier met zijn allen stonden; uren van huis, doodmoe en zonder eten... En dat ik dan zou vragen: ‘wie heeft er iets bij zich?’ En dat er dan een kindje van zes naar voren kwam met een lunchbox. En dat het daar een dubbele snee met Nutella en een dubbele met pindakaas uit tevoorschijn peuterde en dat aanbood aan ons allemaal...
Iedereen zou begrijpen dat er een wonder gebeurde. Iedereen zou weten welke les hij mee naar huis moet nemen.
 
JORIS
Lieve kinderen. Joris zat aan tafel. De ellebogen stevig naast zijn bord geplant. Het gezicht op boos-tot-zeer-boos. Als Joris boos was, had hij nog maar één lange wenkbrauw en lagen de ogen diep in zijn gezicht; de lippen stijf op elkaar. Voor hem op het bord lagen drie struikjes broccoli. Daar wilde hij dus niet aan beginnen! ‘Kom, Joris, dat is gezond.’ ‘Dat is vies!’ ‘Misschien ook vies, maar het is gezond. Als je er ééntje op eet neem ik de rest wel weg.’ JorIs plantte zijn ellebogen opnieuw stevig op tafel, alsof hij ze erin wilde stampen, en zei boos. ‘Nee. Dat kan ik niet.’ Mamma was even stil en begon opnieuw. ‘Je moest blij zijn, dat je broccoli had! Er zijn kinderen op aarde die hadden er alles voor over, maar die hebben niks. Geen aardappels en geen broccoli en geen knakworst.’ Ineens klaarde het gezicht van Joris op. Hij kreeg een geniaal idee. Hij zou twee wereldproblemen in één klap oplossen. ‘Weet jij waar die kinderen wonen?’, vroeg hij aan mamma. Mamma was blij dat er eindelijk een dialoog was ontstaan en knikte heftig ‘ja!’ ‘Ja dat weet ik.’ ‘Dan’, Joris ging recht zitten en pakte zijn bord met twee handen vast, tilde het op en gaf het aan mamma. ‘Dan, mag je dit aan die kinderen sturen.’ ‘Ik trek het van je zakgeld af’, riep mamma, om een lach te verbergen. Sommige mensen geven iets aan hongerige kinderen uit eigenbelang. Maar ze geven tenminste iets!
 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag55
gister109
deze maand3688
totaal823448