De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
 25ste zondag door het jaar © Ad Blijlevens, Heerlen
 
 
 
 
ONEINDIG GOED
 
 
 

Er is, denk ik, geen gelijkenis die zoveel weerstad oproept als die welke we zojuist hoorden. De protesterende werklui kunnen rekenen op een breed publiek. De eigenaar lijkt wel erg eigenaardig te werk te gaan. Waar is de rechtvaardigheid? Verontwaardiging over de manier waarop de eigenaar hun uitbetaalt, is aanhou
dend en hevig. Opzettelijk zelfs maakt Jezus eerst onze verontwaardiging gaande, om ons daarna aan te spreken over de daarachter liggende beweegredenen.
Het eerste gedeelte wordt gevormd door een lange werkdag. Deze duurt van 's morgens zes tot 's avonds zes. Het voortdurend bijhouden van de tijd illustreert de lengte van de moeizame werkdag. Het laat ook het verschil in het oog springen wat betreft de werktijden van de eerste arbeiders en de laatste. Ook is er in het verhaal veel aandacht voor de afspraken die de eigenaar maakt met de verschillende arbeiders. De uiterst ongelijke prestaties en de verschillende de loonafspraken roepen bij ons de verwachting op dat de eigenaar verschillend zal belonen. Heel dit eerste gedeelte van het verhaal is erop gericht om het beginsel van ‘loon naar werken’ op te roepen dat in onze maatschappelijke orde normaal de werkverhoudingen bepaalt.

Het tweede gedeelte vertelt over de uitbetaling aan het einde van de dag. Tegen de verwachting in krijgen de arbeiders die maar één uur hebben gewerkt, toch een denarie. Dit is eigenlijk een behoorlijk loon voor de hele dag. De anderen krijgen hetzelfde. Met die merkwaardige uitbetaling raakt de eigenaar een centrale zenuw. Hij doorbreekt de regel van ‘loon naar werken’; en hij verstoort daarmee een basisbeginsel van de gevestigde orde.

Het derde gedeelte verloopt in een gespannen sfeer. Het is best te begrijpen dat de arbeiders van het eerste uur protesteren. e eigenaar gaat zich dan met verve verdedigen. Hij zegt: ‘k ben de afspraak volledig nagekomen. Bovendien heb ik een behoorlijk loon betaald. En ik ben vrij om op mijn eigen kosten meer te geven dan mensen verdienen.’ Dan gaat hij in de aanval: ‘Of ben je soms kwaad omdat ik goed ben?’ Goedheid blijkt de beweegreden voor zijn vreemd, royaal gedrag.
Die goedheid drukt de zorg uit dat ook arbeiders die kort hebben gewerkt, genoeg krijgen om rond te komen. Hij is een sociale werkgever, die niet goed is op andermans kosten. Integendeel. Hij heeft er geld voor over om alle arbeiders een behoorlijk bestaan te bieden.

Niet het ‘zo zullen laatsten de eersten en eersten de laatsten zijn’ vormt uiteindelijk de uitkomst van de gelijkenis, maar de uitdagende vraag van de eigenaar. Deze vraag betrekt ons vrijwel rechtstreeks in het spel. Letterlijk staat er: ‘Is jouw oog slecht omdat ik goed ben?’ Dat woordje ‘oog’ staat voor visie, voor heel onze kijk. De gelijkenis nodigt ons uit om onze wereld anders te bekijken dan wij gewend zijn. Die vraag roept het visioen op van wat door Matteüs ‘het rijk der hemelen’ wordt genoemd, een wereld die niet gebouwd is op eigenbelang en ongelijkheid, maar waarin wij mensen met elkaar solidair zijn en waarin iedereen menswaardig kan leven. De verhouding tussen God en ons is niet te vergelijken met onze feitelijke verhoudingen. Bovendien worden ons vanuit God nieuwe waarden aangegeven voor ons omgaan met mensen. Het gaat om het visioen van een wereld van sjaloom, van vrede in de volle bijbelse zin: welzijn, en dit voor iedereen.
 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag69
gister176
deze maand3973
totaal823733