De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ALLERHEILIGEN IN HET A--JAAR 2008
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2008

DE LES VAN ANTONIUS

 

RODDELTANTE

‘Meneer pastoor’, begon iemand op hoge toon, ‘ik zal nooit kwaadspreken..., maar die tante van me in Sittard, die heeft toch weer zitten roddelen!’ Het is moeilijk om niet zelf het kwaad te doen dat je zo fel bestrijdt!

ANTONIUS EN HET KWAAD

Deze levenswijsheid werd in de derde eeuw na Christus ontdekt door Antonius. Antonius Abt wordt hij genoemd, om hem van de latere Franciscaan te onderscheiden. Dus niet de Antonius van verloren zaken maar die van het varken. Het varken was de vermomming van de onreine geesten die hem bekoorden. Het maakte hem tot patroon van veefokkers en schilders - vanwege de penselen! Als jongeman ging hij in een grafkelder wonen. Hij wilde ascetisch leven maar werd geplaagd door bandeloze erotische dromen en visioenen van zwelgpartijen. Zo ontdekte Antonius ruim 16 eeuwen voor Freud, dat de demonen uit zijn eigen driften voortkwamen en dat hij ze zelf opriep door ze genadeloos te onderdrukken. Als je met de duivel gaat worstelen word je zelf des duivels. Het kwaad bestrijd je beter door je te keren naar het licht!

HEILIGHEID

Dit is de kern van heiligheid. Heiligen strijden tegen het kwaad in de wereld. Dat is hard nodig. Hebzucht en machtsdrift verstoren elke generatie opnieuw de eerlijke verhouding tussen mensen. Daarom moeten wij blijven strijden tegen het kwaad. Steeds opnieuw moeten we opkomen voor de rechten va dieren, voor het behoud van zeeën en wouden, voor de armen in Afrika en de slachtoffers van oorlog.
Dat bestrijden van het kwaad draagt echter een gevaar in zich: degene die een vijand bevecht loopt een goede kans om de trekken, de tactiek en gedachtegang van de vijand over te nemen. Om het in traditionele termen te zeggen: wie met de Satan gaat vechten, heeft de stap naar hem al gezet en de Satan verheugt zich.

KWAAD MET KWAAD

Ik las dit bij Henri Nouwen (‘De weg naar vrede’, Tielt 2004), een Nederlandse priester die in Amerika veel gepubliceerd heeft over spiritualiteit. De Egyptische monniken die in de eerste eeuwen de woestijn opzochten om de strijd met het kwaad aan te gaan, moesten niet met de Satan vechten, want dan zouden ze zelf satanische trekken overnemen. Ze moesten, integendeel, de blik de andere kant op richten naar het licht. Alleen met het Rijk van God in het hart was de strijd te winnen. Daarom moet je de vrede niet bevèchten, maar erom bidden. Je moet Gods rijk van vrede toelaten in je hart.
Een voorbeeld. Kijk eens naar wat er met de Joden in Europa is gebeurd sinds - pakweg - 1800. Je begrijpt dan al te goed, hoezeer Joden uit de hele wereld kost wat kost een eigen staat wilden stichten. Ze zochten een plek waar ze mochten leven. Voor die pek hebben ze immense offers gebracht. Met geweld werden Palestijnse dorpen vernietigd en tallozen van hun grond verjaagd. In kampen en afgelegen dorpen groeiden jongeren op in troosteloze omstandigheden, zonder enige hoop en tenslotte bereid tot zelfmoordaanslagen. Er ontstonden fanatieke groepen opstandelingen en het geweld mondde tenslotte uit in de grote rampen in New York en Madrid. Het antwoord daarop was een oorlog tegen het terrorisme. De hele geschiedenis is een gevecht om recht en tegelijk een keten van geweld. Iedereen die het onrecht wil keren komt in de verleiding om dezelfde fouten te maken als degenen die hij bestrijdt. Het kwaad groeit.

ZALIG...

Als ik een kwaad woord zeg over iemand die kwaadgesproken heeft, dan schaar ik mij onder de kwaadsprekers. Als ik geweld gebruik tegen geweldplegers, dan schaar ik mij onder de gewelddadigen. Wie het kwaad in de wereld echt te lijf wil gaan, die moet zijn blik wenden naar het licht. Die moet in zijn hart het Rijk van God koesteren. Hij zal proberen zelf zonder wrok te leven, als een kind van vrede. Barmhartigheid straalt uit zijn ogen laten stalen. Zachtmoedigheid draagt hij in zijn handen. Hij en zij lijken op God, die het laat regenen over goede en slechte mensen!

KAMP

Lieve kinderen. Patrick was een week op kamp geweest. Overdag had hij met de andere jongens gevoetbald, gerend en gevochten; met de meisjes had hij speurtocht gelopen, gekookt en afgewassen en ‘s nacht zou hij hebben geslapen. Op het zaaltje stonden stapelbedden. Zestien matrassen waren er. De tweede nacht had de leider de jongens hard toegesproken. Het moest maar eens uit zijn met alle flauwe kul. Er moest geslapen worden! Wie hij op de gang van de meisjeszaal zou betrappen, werd onmiddellijk naar huis gestuurd en na twaalf uur moest het doodstil zijn! ‘Gesnopen?’ Het licht ging uit en er viel een doodse stilte die wel vier minuten duurde. Toen drong een geluid van een miauwende kat door tot in de slaapzaal. Corné deed daarop het geluid van een muisje na vanonder zijn laken: ‘piep! ‘Stil’ siste Patrick. ‘Ben zelf stil’, zei Corné. ‘Ik ben stil’, zei Patrick wat harder. ‘Dat hoor ik!’, riep Corné. ‘Jongens...!’, klonk het in de hoek. Dat was Hugo. ‘Wat, jongens? Ik doe niets!’ ‘Ja ik soms?’ ‘Stil nou!’ Binnen de kortste keren was het een gekakel totdat de deur met een ruk openging. ‘Nu is het uit!’ riep de kampleider. ‘Patrick kom uit je bed. Ik zei niets’ protesteerde Patrick. ‘Jij riep Stil. Ik heb staan luisteren.’ ‘Ja maar Corné zei piep.’ De hele zaal begon te lachen.

Als je wilt dat de anderen stil zijn, dan moet je niet gaan roepen maar zelf je mond houden. De leider nam Patrick en zijn matras mee naar de kamer naast die van de leiders. Patrick deed de hele nacht geen oog dicht. Het was me op die leiderskamer toch een spektakel!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag96
gister172
deze maand851
totaal825497