De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

NEGENENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET A--JAAR 2008
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2008




GELDCRISIS

 

BANKMEDEWERKER

Ik had een afspraak op de bank. Een medewerker kwam me tegemoet en gaf me een hand. We gingen zitten. ‘Ik heb mijn collega er even bijgehaald’, zei hij. Hij zette zijn bril af en wreef door zijn vermoeide ogen. Hij zuchtte. ‘Het is verschrikkelijk met die crisis! Mijn collega zei dat de krant vanmorgen weer kopte met verdere koersverliezen. Ik doe al enkele nachten geen oog dicht.’ Hij zweeg want er kwam een brok in zijn keel. ‘Ik moet aan al die kleine spaarders denken’, ging hij verder. ‘Zie hebben ons vertrouwd. De grote spaarders hangen de hele dag aan de telefoon; die redden zich wel.’ Weer slikte hij. ‘Merkt u iets van onrust in uw parochie?’, vroeg hij tenslotte. Ik was verrast. Verrast dat hier een bankmedewerker zoveel verdriet en schaamte liet zien en zoveel meeleven. Was híj maar directeur geweest! Dan was er geen crisis gekomen! Je zou het haast vergeten dat er ook veel goede gewetensvolle, eerlijke mensen zijn. ‘Nee’, zei ik, ‘onrust heb ik niet gemerkt. De mensen die het ‘t moeilijkst hebben, hebben geen aandelen op de bank!’

VERTROUWEN

Die avond was de beurscrisis weer op de tv. Pauw en Witteman ondervroegen iemand. Balkenende had gezegd dat de crisis bijna helemaal een vertrouwenskwestie was. Dat vond Jeroen wat mager. ‘Is er dan niks werkelijks gebeurd?’ vroeg hij uitdagend. Ik zette de televisie uit. Alsof een gebrek aan vertrouwen niks werkelijks is! Alsof vertrouwen niet de grondslag is van onze samenleving!

KRUIS OF MUNT

De munten die in Israël geslagen werden, hadden aan de achterkant geen beeld van de keizer. De bezetter had dit goedgevonden, om de religieuze gevoelens van de joden niet te krenken. Zij mogen immers geen beeltenis van mensen maken en zeker niet van een keizer die zich God noemt. Maar natuurlijk moest elk joods evengoed een vast bedrag belasting betalen. Omdat die munt naar de keizer ging moest ze geldig zijn in Rome. Daar moest dus wèl de beeltenis van de keizer op staan. Iedereen betaalde hetzelfde bedrag, dus vooral de arme mensen waren de dupe. Zij haatten de belasting. De Farrizeeërs nemen het voor hen op. Bij de middenstanders en handelaren lag dat anders. Voor hen woog de hoogte van het bedrag relatief minder en ze hadden belang bij goede handelsbetrekkingen met andere delen van het keizerrijk. De Herodianen zijn hun partij.

AAN DE KEIZER

Zo was het een theologische kwestie geworden: mocht een vrome jood zo’n denarie, waar de beeltenis van de keizer opstond, wel aanraken? Mocht hij er wel mee betalen? De gezworen vijanden, Farizeeërs en Herodianen stapten gezamenlijk op Jezus af. Als die zegt ‘betaal maar’, dan vervreemdt hij zich van de massa. Als hij zegt: ‘je moet niet betalen’, dan kunnen ze hem van oproer beschuldigen.
Jezus neemt de munt met de beeltenis van de keizer in zijn hand. Hij houdt hem van zich af in een soort wegwerpgebaar. ‘Geef de keizer wat van hem is!’, zegt hij luid. Het heeft iets van ‘weg ermee!’ Van: ‘daar wil je niets mee te maken hebben! Dat is niet onze munt, dat keizerlijk portret! Het volk ziet en hoort het met graagte. Tegelijk verkondigt hij de opstand niet. De keizer krijgt het zijne. Laat hem maar stikken in zijn hebzucht! En zo mislukt de samenzwering van Farizeeën en Herodianen.

VOOR GOD

Wat Jezus eigenlijk zegt is dit: Besef wel, er is iets belangrijkers dan geld. Dat is de mens. Op de belastingpenning staat het beeld van de keizer, maar de mens is geschapen naar het beeld van God. Dus open je ogen voor de mens, voor zijn lot, vooral voor de mens in je buurt die gebukt gaat onder ellende.
De bankmedewerker zat nog somber voor zich uit te kijken. Hij had het vertrouwen verloren in zijn directeuren. In de Amerikaanse regering ook. Hij besefte dat hebzucht een groot kwaad is dat in alle geledingen van de maatschappij heeft postgevat. Hij besefte dat wie geen ander doel in het leven heeft dan denariën en euro’s, dat die een gevaar vormt en de samenleving ondermijnt. Dat is de crisis van het ogenblik. Hoe krijgen we weer vertrouwen in elkaar en in de leiders van de wereld? ‘Je piekert erover hoe je belasting betaalt? Denk er liever over na, hoe je God geeft wat God toekomt!’

VARKENTJE

Lieve kinderen. De kleine Sanne had een plastic varkentje gekregen van de spaarbank. In de rug zat een gleuf en in de buik zat een slotje. Sanne rammelde vrolijk met het varken en je hoorde de muntjes rinkelen. Ineens wilde Sanne de munten zien. Het waren háár munten. Misschien wilde ze die opnieuw door de gleuf stoppen. Ze was amper twee jaar. Toen het niet lukte om het geld uit het varken te krijgen, werd ze boos. Pappa troostte haar. ‘Sanne, dat gaat zo niet’, zei hij geduldig. ‘Eerst moet je met dat varken naar de bank. En daar zetten ze het geld op een boekje!’ Sanne rammelde nog wat na en liep op haar kromme beentjes weg, het varken hield ze stevig met twee handen omkneld. Even later zag pappa dat Sanne een boek uit de kast had gepakt. Dat had ze in de kamer op de bank gelegd en toen zette ze een paar keer keihard het varken op het boek op de bank, maar hoe ze ook probeerde, het geld kwam er niet uit! Opnieuw driegde ze boos te worden. Het geld was niet uit de gleuf gekomen, ook niet op een boek op de bank. ‘Kom maar mee’, zei mamma,’ dan gaan we kastanjes zoeken, pak de grote tas maar!’ Dat vond Sanne prachtig. Gewillig stak ze haar handje uit en wandelde met mamma naar buiten onder een mooie herfstzon. Ze huppelde erbij en mamma neuriede een liedje. Ook zonder het boekje op de bank kon de wereld mooi zijn. En kastanjes doen het net zo goed!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag206
gister172
deze maand961
totaal825607