De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2015 - Carnaval © Harrie Brouwers, Voerendaal
 
 
 
 
 
 
GESPREK MET JEZUS
 
 
 
 
DON CAMILLO
‘Help me!’ Een wanhopige patiënt schreeuwt naar Jezus. Jezus antwoordt direct: ‘Word gezond! Ik wil het.’ In het evangelie spreken mensen Jezus aan. Hij is immers een van hen. Ze krijgen onmiddellijk antwoord. De zieke springt gezond weer rond. Dat vertelt zich direct verder. Het volk loopt te hoop. Jezus krijgt het druk. Iedereen die hem aanroept krijgt antwoord. Geen enkele bede sloeg dood in een ijzige stilte. Dat waren nog eens mooie tijden!
Velen van u kennen nog wel de films van Fernandel, in de rol van  Don Camillo. Het boek werd na de oorlog geschreven en al gauw verfilmd. Het speelt zich af in een Noord-Italiaans dorp. De pastoor, Don Camillo, lag voortdurend overhoop met de communistische burgemeester, Peppone. In de oorlog hadden ze samen gestreden. Nu staan ze tegenover elkaar. Beiden hebben ze hun eigen kudde, hun eigen voetbalclub, hun eigen feestdagen, en ze waren allebei bevlogen door dezelfde  bekeringsijver.  Don Camillo vecht voor elke gelovige, want de kerk dreigt het onderspit te delven. De toren stort bijna in en van de communisten verwachten velen meer gerechtigheid dan van God. Als de pastoor weer eens over de schreef was gegaan, dan kwam hij in zijn kerk tot bezinning. Hij ging onder het kruis staan en voerde een gesprek met Jezus. Zo bijvoorbeeld toen hij geweigerd had om het zoontje van Peppone te dopen. De burgervader wilde zijn kind de namen geven ‘Libero Antonio Lenin’. Dat ging de pastoor te ver. Onder Jezus’ kruis staat Don Camillo te mopperen: ‘De doop is toch geen grap! Dopen, dat is...’ Jezus onderbreekt hem en zegt: ‘Je hoeft mij niet uit te leggen wat een doop is. Ik heb hem zelf  uitgevonden!’ Daar heeft Camillo niet van terug. Hij stelt de burgemeester een compromis voor. Hij doopt de kleine als ‘Libero Camillo Lenin’.
Een direct gesprek met Jezus voeren ging Don Camillo makkelijk af. Hij deed het even vanzelfsprekend als de apostelen eertijds. De gesprekjes waren ontroerend. Al pratend onder het kruis loodste zijn geweten, met de stem van Jezus, Camillo in de rol van een beter mens. Het is net alsof wij heel diep in ons hart wel weten wat Jezus zegt en denkt, en hoe het eigenlijk moet.
Met Carnaval mag je wel eens gek doen. Laat mij maar eens de rol van Don Camillo spelen!
 
GESPREK
(met micro onder kruis)
‘Lieve Heer, ik maak me zorgen over de kerk. De mensen drommen niet meer samen zoals in het begin. Weinig komen er nog bij U op bezoek!’
 
(uit de luidsprekers klinkt een kinderstemmetje)
‘Je klinkt een beetje jaloers! Ik ben toch ook op het voetbalveld... en in het ziekenhuis... en op de Brunssummerhei..!’

Dat was de eerste verrassing. De stem van God was geen diepe, gezaghebbende bas. Eerder klinkt zij kwetsbaar, ontwapenend en weerloos. Het lijkt meer op de ontmoeting met een kind dan met een grootvader! Dat nodigde uit om verder te gaan!

‘Ja God, dat weet ik wel, maar op het voetbalveld willen ze doelpunten zien. Niet U! Er wordt daar meer gevloekt dan gebeden. En in het ziekenhuis zoeken ze genezing. En niet U! Van de kapel hebben ze een ‘stiltecentrum’ gemaakt!’

‘Ach ja, op stilte zit ik niet te wachten. Op brave liedjes ook niet. Ik zie graag eens een doelpunt. Ik houd van dansende kinderen.’

‘Dat klinkt alsof U de kerk overbodig vindt! Ik heb altijd gedacht dat de kerk er was om uw Naam door de geschiedenis te dragen...!’

‘O, dat mag je best doen! Maar ik besta ook zo wel! Ik woon in de liefde van mensen die geloven en mensen die niet geloven.’

‘Dus, ik maak me zorgen voor niks?’

‘Dat is heel lief van je. Maar Ik red me wel. Van de mensen die níet in de kerk zijn, kun jij nog iets leren! Carnaval vieren bijvoorbeeld.’

‘O ja, een laatste vraag. Toen God Limburg schiep, zat Hij toen echt te lachen?’

‘Joa zeker!’
...... (predikant loopt terug naar de lezenaar)
‘Bij Amsterdam lachte Hij ook. En bij Aken. En Parijs, en Afrika...’

Het is Gods stem die fluistert in ons geweten en zegt: Ik weet iets goeds van jullie allemaal!

Lieve kinderen. ‘Bruce doet de communie niet!’, kwam Floris me vertellen. Bruce stond op enige afstand en luisterde zwijgend mee. ‘Dat is prima. Sommige kinderen doen de communie en andere niet. Dat kan allebei.’ Floris was met dat antwoord niet helemaal tevreden. Daarom voegde hij eraan toe: ‘Bruce gelooft niet in God.’ ‘Tja, God is ook een groot geheim.’ zuchtte ik. ‘Ik geloof ook niet’, vertrouwde Floris me toen toe. ‘Pappa zegt: je moet niet alles geloven wat in de bijbel staat.’ ‘Daar heeft pappa gelijk in’, zei ik. ‘Maar in de bijbel staat een droom. Jezus droomde dat er in alle landen van de wereld vrede was en dat er eten was voor alle mensen. Hij noemde dat de-wereld-van-God. Die bestaat niet, maar ik geloof er wel in. Ik hoop er op. Ik hou ervan!’ Floris draaide zich zonder uitleg abrupt om en liep naar Bruce, sloeg zijn arm om diens schouder en samen huppelden ze de speelplaats af. Allebei met een beetje waarheid op zak.
 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag63
gister83
deze maand2640
totaal822400