De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2016 - Driekoningen © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

 

 

 

 

 

 

 

KONINGEN OP DE KNIEËN

 

 

 

 

 

DE BOON

Driekoningen is vroeger een groot volksfeest geweest. Sommige onderzoekers menen er elementen in terug te vinden van de Romeinse ‘Saturnalia’. De Romeinen vierden dat in december. Dat gebeurde met maskers, fakkels en kaarsen; er werden ook maaltijden gehouden waarbij de heren de slaven bedienden. Wij vinden splinters van dit feest terug in tradities op Onnozele kinderen, één april en zeker met Carnaval. De jongste deelde de lakens uit, de knecht mocht koning zijn..., en de koning bepaalde wanneer er gedronken werd! In de zeventiende eeuw maakte Jan Steen een stuk of tien schilderijen met driekoningentaferelen. In die tijd wordt het feest, in Holland althans, vooral gedomineerd door een stoet armen die achter een brandend vuur of een lampion zingend door de straten trok om te bedelen. Binnenshuis werd een rollenspel gedaan. Aanvankelijk gebeurde dat in de kloosters maar allengs namen de gilden dat over en later de gezinnen. Een koek werd gebakken met 1,5 kilo bloem, 150 gram gist, een derde liter melk, 2 eieren, 0,5 kilo boter, 20 gram zout, 200 gram bastaardsuiker, 400 gram sukade, veel rozijnen, 200 gram gehakte amandelen en 2 theelepeltjes rum. Hiervan werd een deeg gekneed. Dan ging er een droge boon bij en werd er een rond brood van  gevormd. Het brood werd bestoven met poedersuiker. Eerst werd er een flink stuk van afgesneden. Dit werd ter ere van God aan een bedelaar gegeven. Mocht daar de boon in zitten dan werd deze van de bedelaar afgekocht. De jongste deelde de koek uit en wie de boon vond werd koning. Wel te verstaan: die werd Koning Herodes!

 

OP ZIJN KOP

Tijdens de twaalf dagen van de zonnewende, het joelfeest, dat eindigde op 6 januari, werden er geen bonen gegeten. Germanen associeerden bonen met geesten en die moesten met rust worden gelaten. De eerste boon, die op de dertiende dag gegeten werd, had nog iets magisch: ze veranderde je in de boze Herodes. Bij Jan Steen was het echter niet de boon die rollen toedeelde maar het lot.
Het gezelschap had bij een marskramer een foliant gekocht waarop alle functies van het hof waren afgebeeld: de adviseur of biechtvader, een rentmeester en een secretaris, een kamerheer, een hofmeester, een nar, een opperschenker, een voorproever, een kok, een zanger en een speelman met de rommelpot. Het spel kon beginnen, de drie koningen belden aan, maar werden door Herodes afgewimpeld. Deze wijdde zich vervolgens aan de drank! De koning toostte en iedereen volgde hem. Misschien betaalde hij ook de drank.
Het is duidelijk dat het feest een mengeling was van heidense en christelijke elementen. De christelijke voerden zeker niet de boventoon. In menig protestants gebied werd het feest dan ook bestreden, zonder veel succes overigens. Volkse en ordinaire uitingen bleef men onderdrukken. Geleidelijk aan verdween het feest in onze streek. Carnaval bleef over.

 

HERDERS EN WIJZEN
Ik zie overigens toch  wel een zeer christelijk moment in Driekoningen. Dat is de doorbreking van de maatschappelijke rollen. Zoals de jongste de baas is op onnozele kinderen, zoals de lagere geestelijke in Parijs op Vastenavond hun bengelbisschop kozen, zo is ook de dienaar die de rol van koning mag spelen, de uitdrukking van ons geloof. Het christendom belijdt immers, dat alle verschillen in rangen en standen slechts rollen zijn. Voor God zijn de eerste de laatsten, en wie wil heersen moet de anderen dienen. Ten diepste zijn we kinderen van één Vader. Voor het kind in de kribbe maakt het geen verschil of je koning of herder bent. Het maakt wel verschil of je Melchior of Herodes bent, of je het kind beschermt of bedreigt. De wijzen hebben de streken van de despoot Herodes in de gaten en nemen het geheim van het kind mee tot aan de uithoeken van de aarde.

 

BOZE KONINGEN
Lieve kinderen. Toen Jezus pas geboren was, was iedereen erg lief. Mensen zijn altijd erg lief voor baby-tjes, voor baby-olifantjes, voor baby-zeehondjes en ook voor baby-mensen. En dat is maar goed ook, want zonder lieve mensen zou de baby doodgaan, dan had hij geen eten, geen drinken, dan had hij het niet warm en wilde dieren werden levensgevaarlijk. Dus gelukkig is iedereen lief voor zo’n kind.
Maar er woonde ook een koning in de buurt, koning Herodes. Toen die hoorde dat er een bijzonder kindje van God geboren was, werd hij bang. ‘O jee! Straks houden de mensen niet meer van mij, dan zette ze me af, dan jagen de soldaten me van de troon, dan krijg ik aan de stok met de keizer in Rome.’ De boze koning besloot om alle kindjes die pas geboren waren te laten doodmaken, want niemand wilde hem zeggen waar het kindje Jezus was. De herders niet, de wijzen niet, niemand.
Er zijn nog steeds boze koningen op de wereld. Wat dacht je waarom zoveel mensen wegvluchten! Maar gelukkig zijn de meeste mensen lief voor kleine kinderen. En om dat nooit te vergeten, vieren we van daag het feest van alle kleine kinderen.
Die dit jaar gedoopt zijn, zijn onze speciale gasten!

 

 

 

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag255
gister236
deze maand5025
totaal819477