De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

22ste ZONDAG DOOR HET A--JAAR 2008
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2008




ONTHULLINGEN AAN DE BRON

 

 

BRON VAN DE JORDAAN

Bronnen zijn altijd heilige plekken geweest voor de mensen. In een bron kwamen de vier elementen samen, waaruit - dacht men - de wereld was opgebouwd. Het water dat uit de aarde kwam ontmoette er de lucht en het zonnevuur. De schepping was er samengebald en schonk vruchtbaarheid en leven. Bronnen werden toegewijd aan goden en heiligen. De Germanen namen het van de Kelten over en de Christenen bouwden er hun eigen heiligenhuisjes.
In Israël lag ergens aan de zuidflank van het Hermongebergte een van de bronnen van de Jordaan. De bron was oorspronkelijk toegewijd aan de god Baal. De plek lag ver van Jeruzalem. Vrome Joden hadden er weinig invloed. En dat zou zo blijven. De Phoeniciërs hadden er een haven. Ze waren in alle uithoeken van de wereld geweest met hun handelswaar: doorzichtig glas, purper en cederhout. Zij waren de eersten die hun taal op schrift stelden met een alfabet waarmee alle letters werden weergegeven. Na Alexander de Grote hadden de Seleuciden en de Ptolemaeën hier om de macht over Israël gevochten. De heilige bron was intussen aan de Griekse god Pan toegewijd.

KEIZERS, STADHOUDERS EN GENERAALS

Herodes de Grote bouwde op deze pek een tempel voor keizer Augustus en zijn zoon Philippus maakte er een moderne stad van, die hij naar de keizer ‘Caecarea’ noemde. De Romeinse keizer had er zijn legers verzameld om de Joodse opstand neer te slaan. De evangelist Matteüs had het tot zijn ontzetting allemaal nog maar kort geleden meegemaakt.
Caecarea is dus de bron van de Jordaan, de oorsprong van alle vruchtbaarheid in Israël en het begin van de rivier waarin Johannes doopte. Een Jood kon het als zijn wortel zien. Tegelijk was het heidens gebied. Koningen en machthebbers woonden er. De villa’s van grootgrondbezitters stonden er. Pilatus had er zijn residentie. Grote rotsblokken in zee, neergelegd in een boog van 90 meter, vormden een haven. Israël ligt aan lager wal. De wind staat gewoonlijk op de kust. Je komt er met een zeilschip niet makkelijk weg. Je moest beginnen met moeizaam laveren. Caecarea was een goed vertrekpunt. De haven hield de ergste wind tegen. Caecarea was de poort naar de wereld.

EN JEZUS

Jezus is op de vlucht na de moord op Jan de Doper, de ruzies met de Farizeeën en weg van de talrijke opdringerige aanhangers. Zo komt Jezus aan de grens van het jodendom terecht, bij de bronnen van de Jordaan, de haven naar de Middellandse zee, het nest van de vijanden, in het gebied van Caecarea van Filippus. Vanaf hier begint de reis naar Jeruzalem die hem het leven zal kosten. Hier en op dit moment vraagt hij: Wie zeggen ze dat Ik ben?
Jezus is zo ver weg van de tempel in Jeruzalem als je maar kunt zijn in Israël. Hij is verder van Gods huis dan ooit. Maar hij is bij de bron van Israëls levensader en hij staat aan de poort van de wijde wereld.
‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ De mensen hebben Jezus hoog. Ze noemen hem de teruggekeerde Elia. Maar Petrus gaat een huiveringwekkende stap verder: ‘U bent de Messias!’ ‘En jij bent de rots waarop ik mijn kerk bouw!’ Het heiligdom van Baal, Pan en Augustus verbleekt. Hier wordt aan de bron, met uitzicht op de wereld, een nieuw volk voor God gedefinieerd, en van die gemeenschap van gelovigen was Petrus de woordvoerder en Jezus noemt hem de sleutelfiguur. De armoedige groep mannen die hier rondzwerft over de stoffige wegen in de dreigende schaduw van de machtige stad waar de heersers wonen, waar Herodes, Philippus en Pilatus hun luxe leventje lijden en waar keizer Vepasianus weldra zijn troepen zal verzamelen..., dit kleine groepje armoezaaiers spreekt hele grote woorden: Messias, Mensenzoon, Zoon van God. En dat moesten we nu juist begrijpen. De zaak van God speelt zich niet af in de paleizen, in de wereldhandel en de grote machtscentra, maar hier bij armen en zieken, bij vissers en timmerlieden. Meer kans dat Zijn koninkrijk ergens in een huis in de Teggert of het Milleveld begint dan in Rome of Washington.

KASTELEN

Lieve kinderen, Kim en Jordi speelden op het strand. De zee had zich teruggetrokken en een spoor achtergelaten van groene wier, wit-geel schuim en lichtblauwe kwallen. Ze waren begonnen met een kasteel. Eerst hadden ze een gracht gegraven en het zand gebruikt voor een eiland midden erin. Met het emmertje had Kim vier torens gebouwd. Jordi deed intussen al niet meer mee. Zijn torentje was ingezakt. ‘Er moet nog iets anders zijn dan kastelen’, dacht hij. Met zijn emmertje was hij gaan zoeken. En jawel, mooie, gave schelpen lagen overl, en krabbetjes en spinnetjes. ‘Kom nou helpen!’, had Kim geroepen. ‘Dadelijk wordt het vloed, en dan is het kasteel niet klaar!’ Jordi deed of hij het niet hoorde. Hij bukte zich voor een langwerpige schelp. ‘Wat ben je aan het doen?’, hield Jordi vol. ‘Ben je weer troep aan het verzamelen? Strandjutter!’ Jordi aarzelde. Hij wist niet wat een strandjutter was, maar iets fijns zou het wel niet zijn.
Het duurde nog een uurtje voordat de vloed het kasteel had bereikt en toen nog een half uur voordat het door het water ondermijnd was en instortte. Er bleef een gladde bult in het zand over, meer niet. Kim stond er verdrietig bij te kijken. Maar Jordi gooide een beetje hogerop zijn emmertje leeg over de grond. ‘Kijk’, zei het strandjuttertje, ‘zie je die rose? En hier, dit is een mossel. Die leeft nog!’ Een voor een liet hij zijn schatten zien. Toen pakte hij de grootste schelp die hij had, gaf hem aan Kim en zei: ‘Die is voor jou in plaats van je kasteel.’ Kastelen storten in, maar cadeautjes blijven in je hart.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag175
gister172
deze maand930
totaal825576