De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2016 - 15de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

 

 

 

SMOESJES
OM NIET BARMHARTIG TE ZIJN!

 


OVERTUIGEND VERHAAL
Jezus’ overtuigingskracht lag in zijn verhalen. De barmhartige Samaritaan bijvoorbeeld spreekt meer tot de verbeelding dan welke beleidsnota ook! Voor wie moet je lief zijn? Voor Limburgers? Voor IJslanders? Voor Grieken? Naar wie moet je hart uitgaan? Naar ongelovigen, naar Islamieten? Die discussie was in de dagen van Jezus even actueel als nu. Wie is je naaste? Een Romeinse soldaat? Of wil je minder Galilleeërs? Jezus gaat deze discussie niet aan. Hij vertelt liever een verhaal. Stel je voor, je wordt overvallen. Bloedend op de stoep zul je het ontdekken. Het slachtoffer weet wie zijn naaste is...!

SMOESJES
Voor ons werkt het verhaal anders. Wij identificeren ons niet met de gewonde. Wij peinzen eerder over onze rol van voorbijganger. Zijn wij die priester? Hij is het toonbeeld van fatsoen en moraal. Hij is gezaghebbend als het gaat over goed en kwaad. Hij redeneert veel over recht en onrecht. Over Brittannië en Syrië. Over wie erbij hoort en wie niet. Hij heeft een mening over vluchtelingen, over hoofddoekjes en huursubsidie. Maar daar in de bocht van de weg, ligt een gewonde... Er zit bloed aan zijn hoofd. De priester heeft haast. Hij wordt verwacht in de tempel. Plichten roepen hem. Hij is onmisbaar. Dat bloed is een probleem. Aanraking van een gewonde maakt hem onrein. Daarop volgt al dat gedoe van reinigingsrituelen. Hij kijkt snel om zich heen. Hij mompelt iets van ‘dat er dadelijk wel een andere voorbijganger komt’ en ‘sterkte verder!’ Er is gauw een smoesje gevonden om niet barmhartig te zijn. ‘Ik heb geen kleingeld bij me!’ ‘Mijn achterbuurvrouw is de beurs afgenomen toen ze iets wilde geven!’ ‘Straks raakt hij me aan en heb ik aids.’ ‘Mijn geld wordt toch meteen in drank omgezet.’ ‘Laat die vluchtelingen liever naar Duitsland gaan, daar hebben ze meer toekomst.’ ‘Griekenland is het zelf schuld dat ze op de blaren zitten.’ ‘Laat Jordanië de ouderloze kinderen maar opvangen, dat is dichter bij huis.’ Er is gauw een smoesje gevonden om niet barmhartig te zijn.

NOG MEER SMOESJES
De hoop van de priester komt uit. Voetstappen zijn al te horen. Daar komt de volgende voorbijganger. De gewonde ondergaat het gelaten. Hij is al half van de wereld af; ligt bijna bewusteloos in de zon. Het geluid van de voetstappen verstilt. Het is een Leviet. Ai! Dat gaat slecht aflopen voor de gewonde. Levieten waren leden van de stam Levi. Ze waren aangesteld voor priesterlijke diensten in de tempel. Sommigen van hen musiceerden op strijkinstrumenten tijdens de offers. Anderen hielpen bij de brandoffers. Ze hadden zekere privileges. Per slot was de stam Levi de enige geweest die in de woestijn niet om het gouden kalf had gesprongen. Wij zouden spreken over een diaken of de dirigent van het zangkoor.  Ook de Leviet wil zich niet onrein maken. Hij spiedt snel om zich heen. Een derde reiziger is nog ver weg, niemand kan hem herkennen. Met rode wangen van schaamte en met een gebed voor de gewonde op zijn lippen, spoedt hij zich heen, want er is gauw een smoesje gevonden om niet barmhartig te zijn. ‘Laat anderen maar eens iets doen!’ ‘Ik heb vorige maand al aan Unicef gegeven.’ ‘Het geld blijft toch aan de strijkkstok hangen.’ ‘Iedere fatsoenlijke Nederlander kan hulp krijgen.’ ‘Hadden ze zich maar niet zo diep in de schulden moeten steken.’ ‘Ze zal wel eenzaam zijn, maar op mij zit ze niet te wachten.’ En de Leviet is voorbij. De gewonde ademt licht en traag.

BARMHARTIG ALS EEN KIND
De man die de Leviet in de verte had zien aankomen is inmiddels gearriveerd. Hij heeft een ezel bij zich. Hij komt uit Samaria. Hij is dus zeker niet onderweg naar de tempel. Samaritanen mochten immers het tempelplein niet betreden. De zonde van hun voorouders had hen onrein gemaakt. In Judea waren ze rechteloos. Je kon ook niet trouwen met een inwoner uit Samaria. Liefde voor hen was verboden. Het ziet er dus voor de gewonde buitengewoon beroerd uit. De luisteraars van Jezus stellen zich er al op in, dat het verhaal geen happy end heeft. Hopenlijk blijft de gewonde buiten kennis en wordt de pijn niet ondraaglijk! De Samaritaan schikt. Daar ligt een gewonde! Hij buigt zich voorover. Tilt hem van de grond. Klopt hem op de wang. Hij roept hem in de hoop op een reactie. ‘Leef je nog? Hoe heet je?’ Hij hijst hem op zijn ezel. Dat is niet makkelijk. Een man die niet meewerkt is loodzwaar. Hij brengt hem naar de herberg en betaalt zijn verzorging. De Samaritaan heeft geen smoesje. Hij is barmhartig. Hij voelt wat het is als iedereen aan je voorbijloopt. Hij is als een kind dat een poesje angstig ziet wegkruipen tussen de brandnetels en spontaan wil helpen. Een kind dat een gewond vogeltje mee naar huis neemt omdat het anders sterft. Hij reageeert vanuit zijn ziel met een haast goddelijk gevoel voor gerechtigheid. De gewonde heeft evenveel recht op leven als hij zelf. De vreemdeling is net zo iemand als hij zelf is. Kind van God. ‘Waarom mag die bedelaar niet in de garage slapen?’, vraagt het kind.

TEKENING
Lieve kinderen. Het verhaal over de man die door rovers was overvallen, kan ik niet beter vertellen dan Jezus heeft gedaan. Daarom heb ik er een tekening van gedrukt. Die mag je hier komen halen en mee naar huis nemen. Als je het leuk vindt kun je hem kleuren. Dan hang je hem op in de kamer en dan vergeet je nooit het prachtige verhaal over die Samaritaan die de gewonde op zijn ezeltje zette en naar huis bracht.

 

 

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag111
gister112
deze maand4645
totaal819097