De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2016 - 20ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

 

 

DIP

 

ALLES TEGEN
De oude man strekte zijn arm uit naar de telefoon op het nachtkastje. Zijn gewrichten waren stijf van de nacht. Moeizaam bracht hij de hoorn naar zijn oor. Daaruit klonk opgewekt: ‘Hallo, met mij!’ Dat was Toos. Zijn dochter uit Geulle. Hij zou er vandaag heengaan. ‘Pap, ik ben verhinderd’, riep ze vrolijk. ‘Ik moet afzeggen. Ik bel van de week voor een nieuwe afspraak. Doei.’ De man vloekte. Hij zag de hele woensdag als een zwart gat voor zich. Zou hij wel opstaan? Hij begreep dat zijn dochter geen zin had in haar oude vader. Ze had niet eens verteld waarom ze niet kon. Ze zou wel liever naar de kapper gaan. Misschien was ze hun afspraak vergeten. Sinds de dood van zijn vrouw had hij het gevoel dat hij zijn eigen dochter tot last was. Nu zou hij ook Manon niet zien. Moeizaam duwde hij zich krakend overeind en zat op de rand van het bed. Slapen zou hij toch niet meer. In de keuken pakte hij de krant en dronk een glas water. Koffie zetten leek hem te moeilijk. De dras en het water van gister stonden er nog in. ‘Terreur-alarm’ kopte de krant. Hij legde hem meteen opzij. De wereld was van slag. Overal gekken die om zich begonnen te schieten. Hij liep naar de kamer en ging op de bank liggen. Was het maar al avond. Hij zat behoorlijk in de put!

GANZENBORD
Aan Manon had hij het verleden week nog verteld, dat er in zijn jonge jaren nog geen televisie bestond. Ze had verbaasd gevraagd: ‘Wat deden jullie dan de hele avond?’ ‘Ganzenborden’, had hij gezegd. Dat deden ze natuurlijk niet elke avond maar het tekende zijn herinnering. Het gezin rond de tafel. Sinds de zestiende eeuw was dit spel populair in Europa. De dobbelstenen bepaalden je leven. De ganzen stuwden je voort, maar er waren ook valkuilen: de dood, de gevangenis en de put. De put was vakje 31. Wie daarin terecht kwam moest erin blijven en maar wachten totdat iemand je plaats kwam innemen. De uitdrukking ‘in de put zitten’ komt er wellicht vandaan.
Of zou die put nog een oudere betekenis hebben en teruggaan op Jeremia, de profeet in Jeruzalem die door zijn politieke tegenstanders in een put was gegooid. Hij zakte weg in de modder en zou daar door iedereen vergeten en verlaten een zekere dood sterven als de koning niet had ingegrepen.
Jaren geleden had de oude man op aandringen van de huisarts een cursus ‘in de punt - uit de put’ gevolgd. Ze hadden makkelijk praten, vond hij. Hij moest zich niet laten meesleuren in negatieve gedachten, zeiden ze. Hij moest zichzelf niet naar beneden halen. Hij moest actief blijven en structuur in zijn leven brengen. Op tijd opstaan en ontbijten!

DE PUT
Jeremia had tegenstanders. De machtige koning van Babel rukte met een groot leger op naar Jeruzalem. Als het leger eenmaal te dicht bij de stad was, dan was het te laat voor onderhandelingen. De soldaten roken buit. Hun loon bestond uit het plunderen van de huizen. Het was dus zaak om een vredesaanbod te doen, nu de vijand nog ver weg was. Maar Jeremia kon roepen en klagen, de koning in Jeruzalem vertrouwde zijn andere adviseurs meer. Die rekenenden op ruggensteun uit Egypte. De Farao zou Babel zo vlak bij zijn grens niet dulden. Het advies van Jeremia om zich over te geven werd als landsverraad begrepen. Hij werd uitgelachen, weggepest en tenslotte in een put, hulpeloos achtergelaten.
Eeuwenlang hebben mensen zichzelf in die situatie herkend. In de put zitten..., terneergeslagen zijn. Je down voelen. Het begint met een tegenvaller. Een vervelend telefoontje, een teleurstelling. Tante Jo had gezegd dat je te gierig was om je verjaardag te vieren. Je hoorde van het vriendinnetje van je kleinkind. Je wordt somber. En langzamerhand wordt alles donker. De krant, de televisie. Ze zijn tegen je. Je trekt je terug. Je slaat een maaltijd over en je zegt de visite af. Je zit in de put. Je kunt hoe langer hoe minder. Het is wachten tot de bel gaat en iemand je verlost. Het is wachten op een engel.

UIT DE PUT
Het kan ook anders...! De oude man strekte zijn arm uit naar de telefoon. ‘Hallo met mij!’ Het was de stem van zijn dochter. ‘Goeie morgen! Ik lig nog in bed.’ ‘Sorry pap, maar onze afspraak kan niet doorgaan.’ ‘Dat is jammer! Hopenlijk heb je iets leukers te doen dan met je oude vader rondsjouwen.’ ‘Nee, dat is het niet. Ze belden vanochtend op dat ze de nieuwe afzuigkap komen plaatsen.’ ‘Dat is goed nieuws’, zei de man. ‘Vind je het leuk als ik in de middag eens kom kijken!’ ‘Heb je dan vervoer?’, vroeg de dochter. ‘Ik regel wel iets.’ De man ging een grote bos bloemen kopen. Hij nam voor zichzelf ook een bosje tulpen mee en een beertje voor Manon. Het zou een mooie dag worden, want zo kan het ook. In de put, uit de put!

VERLOST
Lieve kinderen. Het was de kleine Benthe allemaal teveel geworden. ‘En nu dooreten!’, had pappa boos gezegd en dat wilde ze wel, maar ze kreeg de worteltjes gewoon niet doorgeslikt. Plotseling was ze opgestaan en naar haar kamertje gerend waar ze snikkend op bed ging liggen. Daar hoorde ze voetstappen. Ome Frits, begreep ze! Benthe wilde even niemand zien. ‘Laat haar maar’, hoorde ze mamma tegen Frits roepen. ‘Het gaat wel over!’ Benthe trok snel het dekbed over zich heen. Ome Frits ging op de bedrand zitten. Wat gek! Hij zat naast haar voeten en begon de tenen te aaien. Dacht hij dat daar haar hoofd was? ‘Arme meid, ben je zo verdrietig?’, vroeg ome Frits en hij aaide stevig door. Ineens hoorde hij een schaterlach. Het kwam van het voeteneinde. Benthe sloeg het dekbed weg. Frits keek beteuterd naar haar voeten en Benthe riep bijna verwijtend: ‘Jij maakt mij aan het lachen!’

 

 

 

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag80
gister160
deze maand3012
totaal822772