De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2017 - 4de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

 

 

 

 

 

ALS ATHEÏST NAAR BED

 

 

 

 

WAT ZALIG?....

Ze zat nog op Sintermeerten, zou ík zeggen. Zelf zei ze trots: ‘Ik zit àl op Sintermeerten!’ Ze zat erbij toen we het over de begrafenis van haar opa hadden. Af en toe veegde ze haar natte ogen droog. ‘Een lieve man, dat was hij’, zei ze nadenken. ‘Vroeger nam hij me altijd stiekem mee naar de speelgoedzaak op de markt.  “We gaan naar het belastingkantoor”, riep hij dan tegen mams.’ Ze moest er nog om lachen. ‘Maar op het laatst zag ik dat hij bang was. In de kliniek. Ik vroeg het hem: “Bent u bang?” Weet u wat hij toen zei?’ Ze keek me wat uitdagend aan, alsof ze een aanloop nam voor een hoog woord. ‘Hij zei: “Meisje, als er nou eens niks meer is...!” Dat zei opa! Hij ging elke zondag naar de kerk!’ Ze zweeg. Dit was het einde van haar kindertijd. Ze zat ook al op Sintermeerten.

 

ALS CHRISTEN OPSTAAN

Ik herkende haar verhaal. Mij had dezelfde opa ook al eens toevertrouwd, hoe moeilijk het hem viel om te geloven dat er nog iets was na de dood. Hij benijdde er zijn ouders om. Die hadden elke maaltijd gebeden om een zalige dood, zeker als ze waren van een bestaan na dit leven, dat nog mooier was dan hier! Nu hij zelf voor de dood stond, leek het alsof zijn religieus besef aan het wegebben was. ‘Zalig de zachtmoedigen, zalig de armen van geest’..., ja ja, maar wat is ‘zalig’ nog?
Ik was een boek te lezen over de problemen waar een moderne gelovigen op stuit. Het was geen makkelijk boek. (Wiman, Mijn heldere afgrond) Ineens werd ik getroffen door dit zinnetje: ‘Een vriendin vertelde mij eens dat ze elke morgen als christen opstond en als atheïst naar bed ging.’ Het beeld sprak me aan. Je wordt als gelovige wakker, maar in de loop van de dag raak je dat geloof kwijt. Je wordt als kind van God geboren, maar gedurende je leven breekt dat besef onder de druk van de logica, de pijn van het bestaan en de drukte van de dag.

 

SLAAP EN BID!
Op woensdagochtend doe ik de Mis in ‘t Brook. Er zitten zo’n twintig mensen in een zaaltje. Het is er warm. Sommigen zijn er in een rolstoel heen gebracht. Anderen komen met een rollator die met plastic bloemen is versierd. Tussen de kerkgangers zit een mevrouw die steevast dezelfde opmerking maakt. Na de Mis sta ik me weer om te kleden achter een gordijn en dan hoor ik haar zeggen: ‘Dat was een kort Miske!’ Ik kan niet horen of ze het als compliment bedoelt of als kritiek. Maar ik schiet wel in de lach, want ik had haar gedurende de gebeden vooral zien slapen. Ze was trouwens niet de enige. Een stuk of drie vallen steeds in slaap. Als ik met de communie kom, schrikken ze wakker. Ze verontschuldigen zich. Ik heb eens uitgelegd dat een verontschuldiging niet nodig is. Van alle menselijke activiteiten komt slapen het dichts bij bidden, vind ik. Slapen is immers de ultieme overgave. Je geeft je waakzaamheid en je behoefte aan controle op. Je rekent op de genade van de anderen. Toen ik pas mijn rijbewijs had gehaald ervoer ik het als een grote eer wanneer mijn passagier naast me begon in te dommelen. Ik vond het een blijk van vertrouwen.

 

HOOP
Je wordt als gelovige wakker, slapend nog, biddend, vol overgave aan het leven en de Eeuwige. Maar gedurende de dag ontwaakt het wantrouwen. Bedreigingen doemen op. Afgunst doet zijn werk. Wantrouwen wordt aangewakkerd. Je voelt de grenzen van het bestaan, en de pijn ervan. De dromen verbleken, de hoop verstilt, en tegen de avond ben je een nuchtere atheïst die alleen maar gelooft in de eigen kracht en ook daar de grens van kent.
‘Het zou mooi zijn’, zei ik tegen de zieke, ‘als we aan het eind van ons leven nog iets overhadden van dat kinderlijke geloof waarmee we in dit bestaan zijn ontwaakt.’ Hij nam mijn gedachte over. ‘Zou het kunnen dat het geloof van het begin de vorm heeft aangenomen van hoop? Ik hoop dat God op me wacht!’ Inderdaad. Geloven is niet weten, niet zeker weten. Het is verlangen, hopen, overgave.
‘Zalig de vredestichters, zalig de barmhartigen.’ Jezus zegt niet: ‘Zalig de gelovigen.’ Geloof is niet noodzakelijk. Barmhartigheid wel! Vrede stichten wel! Jezus wil in ons het verlangen voeden naar het koninkrijk van God. De hongerigen hopen op brood, de dorstigen op gerechtigheid, de vluchtelingen op vrede. Ze mogen de avond ingaan met de prille verwachting van een mooie ochtend.

 

ERGENS BOVEN
Lieve kinderen. Liza was vijf jaar geworden. Ze had er rode wangetjes van! Dat kwam goed uit: in de kamer hingen overal rode ballonnen. Pappa en mamma kwamen binnen met een heel groot cadeau. Het hartje van Liza begon te bonzen. Hier ging haar diepste wens in vervulling. Ze voelde het. Ze kreeg eindelijk haar princessen-poppenhuis! Het was nog groter dan Liza zelf, en het had twee torens en drie verdiepingen. Ze scheurde het papier eraf. Een roze gloed kwam haar tegemoet. Ze gaf een kusje op het spitse dak en omhelsde de muren. Heel even was Liza zo gelukkig als een mens maar kan zijn. ‘Voorzichtig’, dacht ze toen. Het huis mag niet kapot gaan. Er mocht niets aan komen. Niets en niemand! Het mocht niet vuil worden. Straks zouden de andere kinderen er met hun vuile handen naar graaien. De jongens zouden proberen autootjes over de trap te laten rijden. Ze zouden snoepjes door de schoorsteen wringen. Liza werd bang en ze keek pappa streng aan: ‘Breng het paleis gauw naar boven! Niemand mag er aan komen. Niemand mag het zien!’ Liza zou het geheim houden. Ze hoefde er zelf ook niet mee te spelen. Het was genoeg dat het er was, boven ergens, veilig, onbereikbaar. Het mooiste kasteel is immers toch een luchtkasteel!

 

 

 

 

 

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag11
gister193
deze maand4108
totaal823868