De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZESTIENDE ZONDAG DOOR HET A--JAAR 2008
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2008




NOCH WORTEL, NOCH TAK

 

 

DISPUUT

Het kan ongeveer zó zijn gegaan. Jezus loopt met een stoet leerling door Palestina. Hij komt een andere leraar tegen. Deze hoort tot de partij van de Farizeeën. De twee leraren voeren een openbaar debat. De Farizeeër opent de aanval. Hij heeft gehoord dat Jezus onder zijn leerlingen ook een tollenaar heeft opgenomen en hij begint Jezus de Levieten te lezen. ‘Schrijft de wet van Mozes ons niet voor om het heilige en het onreine strikt te scheiden?’ Schriftgeleerden houden ervan om elkaar met heilige teksten om de oren te slaan. Jezus weet dat dit niets oplevert. Het wordt een herhaling van zetten. Hij zou uit Amos kunnen citeren, maar zijn tegenstander kent die verzen ook en heeft zijn antwoord zeker klaar. En dan wordt het een ordinair gevecht zoals je het wel meemaakt tussen een tiener en zijn ouders of tussen twee echtelieden. Iedereen weet tevoren al precies wat de ander zal zeggen en niemand laat zich overtuigen. Daarom doet Jezus iets onverwachts. Hij had er al eerder succes mee. Hij citeert niet uit het heilig boek maar hij begint een verhaal te vertellen. Het lijkt alsof hij een ander onderwerp aansnijdt. Zijn tegenstanders worden onbevangen luisteraars.

AKKERTJE

‘Er was eens een akkerbouwer die goed zaad had uitgestrooid. Maar zijn vijand had daar ‘s nachts handen vol onkruid tussen gezaaid. En toen het graan opgroeide, sproot er ook onkruid omhoog. De Farizeeën zien de akker voor zich. Jezus beschrijft eigenlijk een doorsnee akker uit de oudheid. De boer laat zijn gewas samen met het onkruid opgroeien. Zo wordt voorkomen dat sprinkhanen en ander ongedierte toeslaan. De scheiding geschiedt pas bij de oogst. De Farizeeën knikken instemmend. Nu maakt Jezus zijn punt: ‘Laten wij dat ook doen. Laat het onderscheid tussen zondaars en rechtvaardigen maar aan God over. Hij zal aan het einde van de tijd goed en kwaad van elkaar scheiden.

AAN GOD OVERLATEN

Ik weet niet of de Farizeeën van Jezus hebben geleerd. Maar wij kunnen er in elk geval iets van leren. Namelijk om het oordeel aan God over te laten. Natuurlijk, de politie deelt bekeuringen uit aan overtreders. De leraar op school geeft onvoldoendes. Een ouder spreekt zijn kind bestraffend of prijzend toe. Bij de wedstrijd komt een winnaar uit de bus en één renner is de laatste in de Tour de France. Zo zit onze maatschappij in elkaar. Maar bij al die oordelen moeten we weten dat ze voorlopig en voorbarig zijn. Als een noodzakelijk kwaad. Ten diepste kunnen we een mens niet in de ziel kijken. We kennen zijn bedoelingen niet en zijn pijn. We weten niet waar hij mee geworsteld heeft en welke angsten hem beheersen. We moeten beseffen dat we niet kunnen vonnissen. Het oordeel komt alleen aan God toe. Weet u, ik hoor het wel eens als mensen over een overledenen spreken. Geen eigenschap wordt meer gewaardeerd dan dat de dode vroeger nooit iemand veroordeeld had!
Dat is de eerste les. De tweede is deze: er ís wel een oordeel. Goed en kwaad bestaan wel degelijk. Er zijn mensen die in het licht leven en die in het donker tasten. Het loont om te zoeken naar wat goed is en te vermijden wat kwaad is, want wij kunnen weliswaar geen oordeel vellen, maar God zal het doen. Dat leert ons de boer met zijn akker.

HORTENSIA'S

Lieve kinderen. De mevrouw-van-het-mooie-tuintje-op-de-hoek keek rond over haar gazonnetje met prachtige hortensia’s langs de rand, die er wit en blauw en roze bijstonden. Ineens schrok ze. Daar zag ze midden tussen de keurige grassprietjes van die laag-bij-de-grondse, valsgroene weegbree staan. Al vijf keer had ze met de schoffel geprobeerd om er van af te komen. Weegbree, daar had toch geen mens wat aan! Boos liep ze naar binnen en schoof het gordijn nijdig dicht, want ze hoefde haar hortensia’s en haar gazon even niet meer te zien! Ze zou direct de tuinman bellen.

De zon ging onder. Het werd stil op straat. Een nieuwsgierig konijntje kwam aanhuppelen. Het keek rond in zijn tuintje. Want het was zíjn tuintje vond het konijn. Het grensde aan zijn holletje. Tevreden keek hij naar de weegbree. Prachtig en mals stond ze erbij. Hij zou ervan smullen. Toen keek hij bedenkelijk. Wat begonnen die hortensia’s breed uit te bloeien. Ze verstikten de weegbree nog. Zonde! Morgen zou hij met zijn vriendje terugkomen, misschien konden ze hem helpen om de wortels stuk te knagen.
De volgende dag keek de vrouw-van-het-mooie-tuintje-op-de-hoek, uit over het gazon. Ineens zag ze aan de rand van het gras twee konijntjes zitten. Op haar tenen sloop ze naar binnen. Ze wilde de konijntjes niet wegjagen. Ze pakte de telefoon. ‘Hallo? Met de tuinman? U spreekt met de vrouw-van-de-mooie-tuin-op-de-hoek. Laat onze afspraak maar zitten. Het is niet meer nodig. Er was helemaal geen onkruid, heb ik ontdekt. Dank u wel voor de moeite.’ Van achter het gordijn tuurde ze naar de twee konijntjes en naar het vreugdedansje dat ze maakten toen ze bij het onkruid kwamen. Jammer dat ze niet kon horen wat ze elkaar in het oor fluisterden! ‘Die hortensia’s die dienen nergens toe’ zei het konijntje tegen zijn vriendje, ‘maar ze smaken bitter en je krijgt er buikpijn van, dus, die laten we maar rustig groeien!’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag336
gister172
deze maand1091
totaal825737