De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2017 - oogstdankfeest © Harrie Brouwers. Voerendaal

 

 

 

 

BOOM AAN LEVEND WATER

 

 

 

Een stevige boom in het dorre landschap van Israël, die viel aangenaam op. Maar wie van ons kent niet die plataan die ‘de eik van ter Worm’ wordt genoemd?  Mensen typeren vaak hun overleden vader of hun oma met het beeld van een stevige boom. ‘Niet kapot te krijgen.’ ‘Een boom aan levend water.’ Mensen houden van bomen en van hun overvloedige vruchten.
Prinses Irene kwam er openlijk voor uit.
De filosoof Nietzsche zegt: ‘een mens houdt daarom zo van de vrije natuur omdat de vrije natuur geen mening over hem heeft.’ Bomen nemen je zoals je bent.
Van Pierre Kemp is het gedicht:
    Ik ben niet gekomen om er te komen,
    ik ben er maar zo`n beetje heengegaan,
    omdat langs de weg zulke hoge bomen,
    boven zulke kleine bloempjes staan.
    Maar nu ik hier sta, nu... ik erken,
    dat ik werkelijk gekomen ben.
Zelf houd ik mijn hart vast, of de hoge buxus in de tuin van de pastorie de vraatzucht van de motten wel uithoudt.
De haan en de kip - tegen de kinderen zeg ik wel eens dat ze van achteren op een dolfijn en een eekhoorn lijken..., ze geven me daarin groot gelijk! - de haan en de kip ontbreken op geen enkele foto die ik ken en zijn misschien wel 100 jaar oud.
Als ik de Buxus ruik wordt ik onmiddellijk het jongetje van 4 dat bij opa in Panningen met zijn trapauto uit de bocht van het tuinpad vloog. We hebben allemaal iets met bomen!
Mijn moeder raakte in verrukking als ze een donkerpaarse sering zag. De lichtpaarse kon rekenen op haar afkeuring. Wij lachten daarmee. Later begreep ik dat ze de lichtpaarse sering zag als een vaal geworden kledingstuk.
Laat me dan vandaag het verhaal vertellen van een christelijke boom!

Er was eens een boom die veel van kinderen hield. En de kinderen hielden van de boom. Ze kwamen naar hem toe, raapten de bladeren bij elkaar en vlochten er kronen van; zetten die elkaar op het hoofd en speelden dat ze koningen waren. Daarna gingen ze in zijn schaduw slapen... en de boom was gelukkig.
Maar na verloop van jaren bleven steeds meer kinderen weg. De boom zei: ‘haal je vriendjes. Kom in mijn takken zwaaien, en slaap in mijn schaduw!’ Maar de kinderen zeiden: ‘we hebben geld nodig. We willen een computer kopen en naar de disco gaan. Heb je geld?’ ‘Nee’, zei de boom, ‘geld heb ik niet, maar je mag al mijn appels plukken en verkopen in de stad.’ Dat deden ze ... en de boom was gelukkig!
Weer bleven de kinderen een hele tijd weg. De boom was bedroefd. Op een goede dag zag hij ze weer. De boom fleurde op. ‘Kom, klim in mijn takken en pluk mijn appels!’ Maar de kinderen zeiden: ‘we moeten huizen bouwen. Heb je een huis voor ons?’ ‘Nee, zei de boom. Een huis heb ik niet, maar je mag al mijn takken afzagen en ermee bouwen.’ Dat deden de kinderen en de boom was gelukkig.
Een hele poos zag de boom geen kinderen meer. Ze waren ook geen kind meer. Maar onverwacht op een zondagmiddag kwamen er enkelen langs. De boom herkenden hen direct. ‘Kom nog eens met me spelen!’ ‘Daar zijn we te groot voor’, zeiden ze. ‘We willen de wereld ontdekken en de zeeën bevaren. Heb je een boot?’ ‘Een boot heb ik niet’, zei de boom, ‘maar je mag mijn stam hebben. Die kun je uithollen en ermee gaan varen.’ Dat deden de kinderen en de boom was gelukkig.
Jarenlang zag de boom niemand meer, totdat er op ‘n avond twee aan kwamen lopen. Ze waren oud geworden. Ze waren moe van het wandelen en van het leven. De boom was blij en verdrietig. ‘Ik heb niets meer voor jullie’, zei de boom. ‘Ik ben nog maar een oude stomp!’ ‘Dat is net wat we nodig hebben, een rustig plekje om te zitten’, zeiden de kinderen, die geen kinderen meer waren, en ze rustten uit op de oude stomp, en de boom was gelukkig!

Die boom is de schepping, de akkers, de velden. De kinderen dat zijn wij. De boom geeft alles. De kinderen pakken alles, bijna schaamteloos. De boom is gelukkig, geven is zijn aard. Hij is blij als de kinderen komen. De kinderen hebben de boom nooit eens een kusje gegeven. Ze vinden het vanzelfsprekend om in zijn schaduw te slapen, om hem van alle appels te beroven, om zijn takken af te zagen en zijn hele stam te gebruiken. Voor de boom is dat niet zo erg. Hij geeft alles, zoals ouders doen. Hij is elke keer blij als hij de kinderen ziet.
Maar......  wat zou het leven van de kinderen aan waardigheid winnen, als zich bewust waren van hun bevoorrechte positie.
Daarom vieren we oogstdankfeest. Omdat wij de aarde niet als een vanzelfsprekende buit willen zien die we mogen opgebruiken en wegwerpen, maar omdat ze voor ons een geschenk is.


Ergens in het oosten werkte een knecht op een boerderij. Als hij ‘s morgens op het werk kwam zei hij ‘Mogge boer.’ De boer zei: ‘Mogge knecht.’ En als ze de hele dag gewerkt hadden ging de knecht tegen de avond naar huis: ‘noavend boer.’ ‘noavend knecht.’
Op zekere dag kwam de knecht op zijn werk met een nieuwe fiets. ‘Mogge boer.’ ‘Mogge knecht.’ ‘Nieje fiets?’ ‘Joa boer...’ En ‘s avond: ‘noavend boer.’ ‘Noavend knecht.’
De volgende dag verscheen de knecht niet op zijn werk en de dagen daarop ook niet. Pas die vrijdag kwam de boer hem tegen op de veemarkt: ‘Mogge knecht.’ ‘Mogge boer.’ ‘Hebt ge geen zin meer om te werke?’ ‘Jewel..., maar ik ben dat eeuwig gezeur over die fiets beu!’
Ik wil maar zeggen: je kunt ook de meest vanzelfsprekende dingen niet vaak genoeg zeggen. ‘Ik hou van je’, ‘deze dag is een godsgeschenk.’ ‘De oogst van de velden is er voor alle mensen.’ ‘Mogge boer.’ ‘Morge knecht!’

 

 

 

 

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag36
gister109
deze maand3669
totaal823429