De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIJFTIENDE ZONDAG VAN PASEN IN HET A--JAAR 2008
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2008




ALS PARELS VOOR DE ZWIJNEN

 

 

FANATIEKELING

We zaten laatst met enkele Heerlense pastores bij elkaar. Eentje vertelde over een uitvaart die hij had moeten regelen. Hij had aan de dochter van de overledene gevraagd: ‘Was moeder ook gelovig?’ De dochter had hem aangekeken en resoluut geantwoord: ‘Moeder? Gelovig...? Nou, ze was behoorlijk fanatiek.... Ze sloeg bijna geen kerstmis over!’
Ik probeerde me een beeld te vormen van deze moeder. Ze had zich tijdens haar leven wellicht veel zorgen gemaakt over haar dochter. Ze had voor haar gebeden, en met de kerst had ze een extra kaarsje voor haar opgestoken, zowat ieder jaar. En nu ging de dochter haar naar de kerk dragen. Nu zou zij een kaars opsteken en de zeswekendienst bijwonen, en op 24 december zal ze zelf in de kerk zitten.

HET ZAAD EN DE BODEM

Jezus vertelt. Het is niet alleen belangrijk om goed zaad in de grond te strooien, het is ook belangrijk dat de grond vruchtbaar is. Vruchten zijn het resultaat van het zaad en de aarde. Daarom kun je van Jezus’ verhaal op twee manieren iets leren, en ik denk dat Jezus dat ook zo bedoeld heeft. Je kunt je identificeren met de zaaier, maar ook met de aarde.

ZAAI KWISTIG

Kijk eens naar de boer! Die strooit kostbaar zaad op de akker, en veel daarvan, misschien wel het meeste, is pure verspilling. Het valt op het pad en vogels eten het op; het valt op de rots, kan niet diep wortelen en verdroogt; het groeit tussen de distels die hem licht en water afnemen. Maar de boer laat zich niet ontmoedigen. Hij zaait opgewekt verder. Hij weet dat het weinige zaad dat in goede aarde valt, honderdvoudig vrucht zal dragen. Dus als je iets goeds doet; als je voor de zoveelste keer je kind vergeeft; als je opnieuw iets in de collectebus stopt; als je het opneemt voor een buurvrouw over wie geroddeld wordt; als je je schoondochter verdedigt tegenover haar zwagers; als je voorrang geeft aan een bejaard echtpaar op zondagstour; als je de bedelaar iets toestopt, wetend dat het slaaphuis wel een slaapmutsje zal worden; als je stank voor dank oogst: ga dan dapper door met het goede te doen, laat je niet ontmoedigen want er zal ook zaad in goede grond vallen en dat zal honderdvoudig vrucht dragen. Je weet niet hoe jouw opbeurend woord meegedragen wordt in het hart van een tiener, en ergens op een woensdag in september als een bemoediging klinkt in zijn hart! Je weet niet hoe je dochter over twintig jaar diep in de ellende zit en zich dan ineens herinnert hoe je haar ooit getroost hebt. Je weet niet hoe het kaarsje bij Maria over dertig jaar door je kleinkind wordt overgenomen. De zaaiende boer kan ons bemoedigen!
Maar je kunt het verhaal ook anders opvatten. Stel je voor dat je de aarde bent waarop het woord van God valt. Ben je dan het tegelpad? Je kunt niets met Zijn woord. Het waait weg met de wind.

WEES GOEDE GROND

Ben je de ondiepe grond, iemand die het evangelie prachtig vindt? Het verhaal van de verloren zoon ontroert je diep en anders het Ave Maria wel. Maar wortel geschoten heeft het niet. Als je hoort hoe vreemdelingen worden gekrenkt en onteerd, lach je met het gezelschap mee.
Of ben je een veld vol onkruid? Je beseft dat het Gods wil is, dat brood wordt gebroken, wereldwijd, maar je laat je afleiden door zoveel andere zorgen, de gezondheid van je kinderen en van jezelf bijvoorbeeld.
Of ben je de goede grond? Gods barmhartigheid groeit in je hart en brengt vrucht voort? Het verhaal doet een beroep op ons geweten.
Jezus laat ons zien hoe we gelukkig kunnen worden. Door kwistig het goede rond te strooien als een zaaier, en tegelijk door een goede bodem te zijn waarin de liefde gedijt.

DE KLEINE KOK

Lieve kinderen. Als mamma stond te koken, dan stond Mike er met zijn neus bovenop. Soms kreeg hij een schijfje banaan en mocht hij de lepel aflikken met het deeg van de cake er nog op. En hoe lekker was het om de kloppers van de mixer af te likken als mamma slagroom had gemaakt. Mike wilde ook helpen bij het roeren, zo klein als hij was. Mike noemde dat heppelen. ‘Mag ik heppelen?’
Als Mike kwam heppelen dan duurde het koken en bakken twee keer zolang. Er moest een stoel bij het fornuis komen. Mike kreeg een handdoek voorgebonden. Hij wilde de ovenhandschoenen aan en daarom viel de houten lepel steeds uit zijn hand. Hij wilde op het knopje van de mixer duwen en het ei kapot slaan tegen de rand van de kom. Dat lukte hem nooit. Dan moest de keukenvloer gedweild worden.
‘Zal ik Mike achter de televisie zetten?’, vroeg pappa. ‘Dat schiet wat beter op!’ ‘Nee, hoor. Laat Mike maar hier!’ Want mamma wist dat het koken wat langer duurde, maar als Mike later koken kon, dan zou ze -zo hoopte ze tenminste - er veel en vaak plezier van hebben!
‘Wat doe je nou?’ Mike was klaar met roeren en had flink staan zwaaien met een busje kruiden. D’r zat een soort peper in. Dat kon natuurlijk niet. ‘Wat doe je nou? Nu wordt de cake veel te gekruid.’ Maar Mike bleef de rust zelf. En hij begon zomaar met de blote vingertjes de peperkorrels uit het deeg te halen. Triomfantelijk keek hij mamma aan en zei: ‘Ik kan goed onkruiden, hè?’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag169
gister172
deze maand924
totaal825570