De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2017 - 26ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

 

 

 

 

HET LEVEN IS NIET EERLIJK

 

 

 

 

KLEINE KANS

In een van de bijbelgroepen zit iemand die uitstekend moppen kan vertellen, en gelukkig doet hij dat geregeld. Laatst zei hij ernstig: ‘Een vriend van me neemt altijd een bom mee als hij in een vliegtuig moet. Hij redeneert als volgt. De kans dat er een passagier met een bom mee reist is ongeveer één op ’n miljoen. De kans dat er twéé man met een bommetje aan boord zijn, is dus vrijwel uitgesloten!’
Veel mensen laten zich door statistieken om de tuin leiden. Een kindje legde me eens uit dat er 50% kans is, dat er op Mars leven is. Ze wist het van haar vader! Ofwel er is leven, of er is geen leven! Fifty-fifty! De kans om de postcodeloterij te winnen is één op de 250.000, zeggen ze. De kans om de ziekte van Crohn te krijgen één op de 100.000. Wat kan me gebeuren? Jaarlijks wordt één op 32.000 Nederlanders getroffen door de ernstige spierziekte ALS. Toch zul je maar die ene zijn; dan geven de 32.000 anderen je geen enkele troost. Kansberekeningen zijn slechts denkmodellen. Er is maar één unieke werkelijkheid, en je hebt maar één leven. Toch stellen we onszelf en elkaar gerust met dit soort cijfers. Jongeren blijven het stoer vinden om te roken, vooral als hun oma van 80 het ook doet! Ze trotseren de waarschuwing op het pakje met de gedachte, dat één op de 1600 Nederlanders jaarlijks eraan sterft; en dat zullen ze zelf wel niet zijn!

 

ONEERLIJK
Als we dan eens werkelijk door het onheil getroffen worden, dan bekruipt ons het gevoel dat dit niet eerlijk is. Waarom moet mij dit nu overkomen? ‘Ik heb altijd zo gezond geleefd!’ ‘Andere mensen slaan dagelijks een fles wijn achterover en springen vrolijk rond, en ik die bijna nooit vlees eet, die de huid na elke wandeling zorgvuldig op tekenbeten controleer, die extra jodiumpreparaten en vitaminesupplementen slik, ik word ziek!’
De link naar God is dan gauw gelegd. Het is niet eerlijk van God! De Schepper heeft het geluk niet eerlijk verdeeld! Waarom moesten kinderen in Syrië het meemaken dat hun ouders wreed vermoord werden? Waarom moeten de baby’s in Noord Korea lijden onder internationale sancties ten gevolge van het beleid van hun leiders? Waarom moeten de Caribische eilanden opnieuw door een orkaan worden getroffen, terwijl de inwoners zelf bijna niets bijdragen aan de opwarming van de aarde? Ongelovigen uit onze omgeving, eventueel onze kinderen, kijken ons aan met een blik van: ‘wat doe je nou met zo’n God?’ Zelf gaan we twijfelen. God is niet eerlijk. Of lijkt het alleen maar zo?

 

GOD
Dit zijn de momenten waarop bij mij de tekst van Ezechiël opduikt. We lazen hem in de eerste lezing. Hij laat God uitroepen: ‘Waarom zeggen jullie dat ik niet eerlijk ben? Zijn jullie zelf niet oneerlijk?’
Mij dunkt, dit is een interessante wending in het debat! We moeten God niet verwijten dat zijn wegen niet recht zijn. We kennen zijn wegen niet. We kún-nen ze niet kennen. Onze wegen zijn in elk geval krom.
Bij grote problemen zijn mensen geneigd om in de rol van het slachtoffer te kruipen. Dat pleit ons vrij van schuld en het ontslaat ons van overmatige inspanningen. Dus vragen we niet: ‘wat kunnen wij eraan doen?’ Maar: ‘waarom doet God niets?’ Terwijl juist het godsbeeld van christenen er een is van een God die de mens oproept om de tekenen van het koninkrijk te stellen. God handelt in onze liefde.
Ergens vragen de leerlingen Jezus om hulp, omdat ze die duizenden mensen niet kunnen voeden. ‘Waar moeten zij brood vandaan halen?’ Dan zegt Jezus: ‘Geven jullie hun maar te eten!’ Of dat nou mogelijk is of niet: ze moeten zich de eerst verantwoordelijken voelen.
We kunnen de meeste problemen niet oplossen. Maar we moeten afleren om die onmacht op God te projecteren. Ezechiël zei het zo: ‘Dit zegt de Heer: jullie beweren steeds dat God onrechtvaardig is, maar zijn jullie wegen wel recht?’ Wij moeten onszelf niet zien als de slachtoffers van de schepping. We zijn juist de acteurs, geroepen om namens God de wereld op te bouwen tot iets prachtigs!

 

TAFEL DEKKEN
Lieve kinderen. Het was bijna etenstijd. Lisa en Jeroen hadden honger. Uit de keuken kwam af en toe een geurwolk van gefruite uitjes. Lisa zat op haar tablet te turen. Ze was verdiept in de facebook berichten van haar vriendinnen. Af en toe schoot ze in de lach. Irma zette er altijd leuke filmpjes op. ‘Wat heb je daar?’, riep Jeroen dan. ‘Niks’, zei Lisa en trok het tablet naar zich toe. Jeroen zat trouwens zelf te racen in een Ferrari tegen een vriendje in Rotterdam. Mamma kwam binnen. ‘Hè, hè, ik heb al drie keer gezegd dat je de tafel zou dekken. Het eten is kaar. Doe die spelletjes weg en ga met je schoenen van de bank!’ ‘Nog heel even’, zei Jeroen. ‘Ik moet dit nog even “saven” anders ben ik alles kwijt.’ Dat hielp altijd want mamma was een beetje zenuwachtig met computers en doodsbang om alles kwijt te raken. Lisa riep luchtig: ‘Oké, ik dek de tafel wel!’ Maar net toen Lisa facebook wilde sluiten zag ze een berichtje van Emma. ‘Mijn nieuwe jurk’, stond erboven. Ze had al 43 likies. Dus Lisa moest ze allemaal lezen en de winkel bezoeken van de jurk. Dat duurde even. Jeroen stond op van de bank. Saven hoefde hij natuurlijk niet en zijn vriendje in Rotterdam kon wel wachten. Hij dekte de tafel. Net op tijd. Mamma kwam binnen met braadworst en rode kool. Maar wat denk je? Aan wie heeft mamma het meest? Aan Jeroen die zei dat hij eerst nog van alles moest doen? Of aan Lisa die zei: oké, ik dek de tafel. Niet kijken naar wat iemand zégt, maar naar wat iemand dóet!

 

 

 

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag164
gister172
deze maand3268
totaal823028