De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

TWAALFDE ZONDAG VAN PASEN IN HET A--JAAR 2008
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2008

BESTAAT DE ZIEL?


'ENTITEIT' AAN 'GENE ZIJDE'

‘Wees niet bang voor hen die het lichaam kunnen doden’, zei Jezus tegen de leerlingen. ‘Vrees eerder degene die de ziel ombrengen!’ Zorg nog meer voor je ziel dan voor je lichaam! Hoe zit dat? Hebben we een ziel? Je hoort er weinig meer over.

Dat wil zeggen...! Op de televisie zie je populaire shows waarin zogenaamd contact gemaakt wordt met zielen aan de overkant. Het bewijs wordt geleverd als de showmaster allerlei dingetjes weet over schijnbaar willekeurig gekozen toeschouwers. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ik bedrogen word. Het is allemaal nogal kermisachtig. Niemand controleert of het medium inderdaad geen voorkennis heeft. De dingen die hij weet te vertellen, zijn soms zo onbeduidend, dat je je afvraagt of ze daar aan de overkant niets beters te doen hebben. De grote theologen van de wereld zouden toch uiterst geïnteresseerd moeten zijn in het fenomeen, als er iets van waar was. Nee, ik beschouw het als puur amusement; oude religieuze gevoelens zijn volksvermaak geworden.

'ZIEL' IN DE 'HEMEL'

Er is een tijd geweest waarin iedereen precies wist wat een ziel was. De Griekse wijsgeer Plato had het idee populair gemaakt, dat wij met één been in een stoffelijke werkelijkheid staan en met het andere in een geestelijke. De stoffelijke gaat voorbij, die is onvolmaakt. Maar het onderliggende plan, de waarheden die aan alles ten grondslag liggen, zijn van een eeuwige orde. Geest en stof zijn twee werkelijkheden die niet tot elkaar te herleiden zijn. In de tijd van Jezus werd in die beelden gedacht en gesproken.
Het begrip ziel roept heel veel op. We drukken er iets van onze waardigheid mee uit, onze heiligheid zelfs. De mens is zich van zichzelf bewust. Hij beseft dat hij leeft. Hij kan zich in anderen verplaatsen. Hij heeft weet van zijn begin en einde en van de grenzen van tijd en ruimte. De mens kan begrijpen, ontwerpen en barmhartig zijn. Dat tilt hem uit boven de toevalligheid. Het woord ziel heeft dat allemaal in zich.
‘Pas op voor degene die niet alleen je lichaam vernietigen maar ook je ziel!’ waarschuwt Jezus de leerlingen. Wat is onze ziel?
Ik begrijp van jonge ouders dat zij het moeilijk vinden om met hun kinderen over de dood en de doden te praten. Ze willen duidelijk maken dat oma nog leeft bij God, maar ze zijn niet bestand tegen de vragen die dit bij hun kleine oproept! Waar is oma dan? Kan ze praten? Wordt ze ouder in de hemel? Kan ze ons zien? Voelt ze iets? Welke kleren heeft ze aan? Wat doet ze er de hele dag? Op geen enkele van die vragen is een zinnig antwoord te geven.

BAND MET GOD

Moderne mensen zoeken een nieuwe taal, een die minder van de preekstoel komt. Zo is het begrip ‘hemel’ vervangen door ‘overkant’. Of nog mooier: ‘gene zijde’. Eigenlijk wel een mooi woord. Het zegt wat het niet is: niet hier, niet ‘deze oever’. Meer weten we niet. Meer kunnen we niet weten. En in plaats van ‘ziel’ hoor ik ‘entiteit’ of ‘geest’ of toch weer ‘ziel’.

Omdat de religieuze taal velen niet ter beschikking staat moet men zich behelpen met profane begrippen. In de rouwliteratuur, op condoleancekaarten en in rouwadvertenties kom je voortdurend dit citaat tegen: ‘je bent pas echt dood als niemand meer aan je denkt.’ De zin wordt soms aan de joodse traditie toegeschreven, soms aan een dichter, of zomaar aan een onbekende. De troost die ervan uitgaat is erg vaag. Wie denkt er nog aan mijn overgrootvader? Die twee generaties die aan je leven worden toegevoegd als je bestaat in de gedachte van anderen, die verzachten de pijn van de nabestaanden, maar mij helpen ze niet.
Zou dít ons misschien kunnen helpen: ‘je bent niet echt dood zolang God aan je denkt!’ Het is ook maar een beeld. Maar het doet me iets. Ik ben als mens iemand die in de tijd voorbijgaat. Ik ben vergankelijk. Maar de Eeuwige kent me. Ik besta in zijn plan en in zijn liefde. En daar is geen tijd. Mijn ziel is mijn bemind zijn door de Schepper.
‘Pas op dat je dat niet verliest’, waarschuwt Jezus. Pas op dat er geen einde komt aan de liefdesband met God. Let op dat je verbonden blijft met wat goed is en waar, met barmhartigheid en liefde, want dat zet je met beide voeten in de wolken.

EEKHOORN

Lieve kinderen. Tante Jet lag in het ziekenhuis. Tante Jet was een hele lieve tante. Vooral voor Willem. Het was de peettante van Willem. En nou was Willem bezig om de mooiste tekening van zijn leven te maken. Op een groot vel tekenpapier had hij met heuse waterverf een eekhoorn geschilderd met een prachtige rood-bruine staart. De eekhoorn zat aan een nootje te knabbelen. Tante Jet hield van nootjes. En van eekhoorns. ‘Laat een zien?’, zeurde zijn zusje die niet boven het tafelblad uitkwam. ‘Straks; hij is nog niet klaar!’, zei Willem. Maar zijn zusje klauterde op de stoel, greep zich vast aan het tafellaken en ineens viel het glas verfwater over de eekhoorn heen. De hele tekening was bedorven en Willem huilde. ‘Ze heeft mijn eekhoorn kapot gemaakt!’

Mamma had de boel opgeruimd maar Willem was nog steeds boos. ‘Mijn eekhoorn is kapot!’ ‘Dat is niet waar’, zei mamma. ‘Het tekenpapier en de verf zijn in de war. Maar de eekhoorn, die zit in jouw hoofd. Hij is roodbruin met een prachtige staart en hij eet nootjes net als Jet. De eekhoorn op het papier was maar verf. Die is weg, maar de eekhoorn in je hoofd, die blijft er altijd en die kun je telkens opnieuw schilderen. Kom maar, proberen we nog eens. Misschien wordt hij nog mooier dan de vorige!’ Op dat moment beseft Willem dat hij wel een miljoen eekhoorns in zijn hoofd had en die waren allemaal veilig voor zijn zusje!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag283
gister172
deze maand1038
totaal825684