De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2018 - Pinksteren © Harrie Brouwers, Voerendaal 2018




DE GEEST ORAKELT NIET!



VIEZE VOORZITTER....
Uit 1958 - dat is zestig jaar geleden! - stamt een nummer van Toon Hermans dat u vast nog niet vergeten bent. Het heet: ‘De voorzitter opent de vergadering’. Het is een toespraak van een ‘vìeze’-vòòrzitter die de dames bedankt voor de verkochte loten en die een wens uitspreekt voor het komend jaar, maar van elke zin kun je hooguit de eerste vijf woorden verstaan. De rest hóór je wel; de klanken lijken Nederlands, maar de betekenis is onherkenbaar. De zin van de mededelingen verdwijnt - terwijl je luistert - in de klanken van de taal. Je hoort wat een peuter hoort die nog niet kan praten, en dat werkt op de lachspieren.
Een kindje dat woordjes leert, ontwikkelt ook zelfbewustzijn. Namen gevend aan de dieren, onderwerpt het de wereld aan zich, en krijgt greep op de dingen. Adam wordt, terwijl hij alles benoemt, de schepping de baas! Het woord IKKE neemt spoedig een belangrijke plaats in. ‘Ikke’ staat tegenover de rest van het universum en een kindje van amper drie jaar oud, daagt, in een bui van koppige woede, dat heelal met gebalde vuisten en tranende ogen uit. Voordat het woordjes kent, heeft het kind al taal gehoord en geïmiteerd. Het heeft alle klanken al eens nageaapt en gebrabbeld. Tantes die op bezoek komen buigen zich over de wieg en brengen hun lippen met de wijsvinger in trilling terwijl ze klanken uitstoten. En beiden lachen uitbundig!

GLOSSOLALIE
Nu is er een taalspel waarbij mensen zich amuseren door precies met dat kinderlijk gebrabbel, die taal zonder betekenis, die loutere klanken, aan de gang te gaan. Sommige mensen ervaren, dat het op een gegeven moment vanzelf gaat. De onzintaal vloeit uit de mond. Ze lijken door een vreemde geest gestuurd te worden. Enkelen raken in een toestand van extase. Het onderbewustzijn rolt eruit! Zouden ze door een duivel of een goddelijke kracht bezield zijn? Over de hele wereld, en sinds de oudheid, bestaan er stromingen die dit taalspel beoefenen. Het heet ‘glossolalie’. ‘Glosso’ is ‘tong’ en ‘taal’ in het Grieks. ‘Lalein’ is spreken. Ons woord ‘lallen’ zal er wel vandaan komen! De bijbel vertaalt het meestal met ‘ín tongen spreken’.
Van Petrus bijvoorbeeld wordt verteld dat hij bij gelovigen op bezoek is, die plotseling in tongen en talen gaan spreken. Hij ziet hoe de nieuwe christenen in extase raken, en hij waardeert dat als het bezielende werk van Gods Geest. Hij vindt dat ze dan ook maar gedoopt moeten worden.Hij vindt dat ze dan ook maar gedoopt moeten worden. Maar tegelijk lees je in de bijbel ook, dat er een zekere huiver ontstaat tegenover die magische, irrationele, en vaak ook oncontroleerbare, wilde, uitingen van geloof. Naarmater er zich gezagsverhoudingen ontwikkelingen, ver-dwijnt de glossolalie op de achtergrond. In de eerste eeuwen verliezen trouwens alle orakels waarin priesters en priesteressen in extase, bezield door een geest, goddelijke uitspraken stamelen, hun betekenis. In het jaar 390 wordt ook het orakel van Delphi tot zwijgen gebracht.


GETEMD
In het verhaal van Lukas dat we met Pinksteren lezen, is dàt precies aan de hand. Er wordt afstand genomen van ongeregelde uitingen van tongentaal. Lukas lijkt een verhaal over glossolie te vertellen, maar dan zó, dat het irrationele ervan af is gehaald. Het is geen spooktaal meer. Er worden geen betekenisloze kreten geslaakt die uitleg behoeven. Lukas geeft een indrukwekkende opsomming van volkeren, die eigenlijk de hele toenmalige wereld bestrijken, van de oostkust van de Middellandse zee, tot Kreta en Rome toe, en de kust van Turkije evenals de binnenlanden, en dan naar het oosten tot Mesopotamië en het land van de Meden en Perzen. Hij stelt het voor alsof al die mensen voorkwamen onder de inwoners en toeristen van Jeruzalem, maar bedoeld zijn al die volkeren zelf, hun eigen landen, hun eigen cultuur en taal. Voor hen allen is het evangelie bestemd, en de apostelen overwinnen de taalbarrières om hen te bereiken. Het is alsof Lukas wil zeggen: de ware Geest haalt geen stunts uit met vormen van bezetenheid, ze schept geen dolle lieden die dronken lijken, nee wat de geest werkelijk doet is de barmhartigheid van God toegang geven tot alle culturen en talen.
Als de geest van God ons eigen leven bezielt, dan moet dat te merken zijn in onze taal. Daarmee kunnen we mensen opbeuren, troosten en vergeven. Daarmee scheppen we elkaar!

IN DE GEEST VAN MARCEL
Ome Marcel was dood. Eric moest de hele dag aan hem denken. Ome Marcel was zijn liefste oom. Altijd als hij op bezoek kwam, dan was het eerste wat hij riep in de hal: ‘En waar is de stoere Eric dan?’ En dan had hij een cadeautje bij zich, een magneet of een zaklamp of een kompas en dan gingen ze spannende dingen doen. En nu was hij er niet meer. Zomaar dood. Zijn hart was stil blijven staan. ‘Wil jij nog iets tekenen?’, vroeg mamma. ‘Morgenavond gaat de kist van Marcel dicht. Kun je er nog iets in leggen...’ Eric mompelde iets onverstaanbaars en liep naar zijn kamer. Nee, iets tekenen niet! Ome Marcel had niks met tekening. Hij ging iets voor hem maken, iets in zijn geest. Eric had al alles in huis gehaald. Een tube lijm, rood en een beetje doorschijnend krakend papier, latjes en barbequestokjes en dunne draad. Met de tong tussen de tanden ging hij aan het werk. Hij moest twee keer opnieuw beginnen. Maar na anderhalf uur was hij klaar en bekeek het resultaat tevreden. Die avond stonden ze allemaal rond de kist. Met tranen in de ogen haalde Eric zijn vlieger te voorschijn. ‘Hier, die is voor jou’, zei hij, en toen, zo zacht dat niemand het hoorde: ‘Wees er een beetje zuinig op; dat we er samen nog iets aan hebben! Ze zeggen, dat het hard kan waaien in de hemel.’ 




 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag19
gister109
deze maand3652
totaal823412