De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2018 - 26ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

(bewerking vroegere preek!)




Soms kan iemand die je erg bewondert, je danig teleurstellen. Het overkwam me vroeger eens bij Sinterklaas. Toen ik bij hem moest komen, zag ik dat er in zijn grote boek losse kladblaadjes lagen. Sint had van sommige kinderen zelfs hun  bedgeheimen gekend zoals duimzuigen, en toch sprak hij hun namen verkeerd uit. Hij zei ‘Jef’ in plaats van ‘Sjef’ en ‘Huub’ in plaats van Huib en ‘Kloe’ in plaats van ‘Clo-é!’ Dat was een tegenvaller. Als het om Sinterklaas gaat of een andere bevriende persoonlijkheid dan zul je lang proberen om het gehoorde te vergoelijken. ‘Hij had de kladblaadjes misschien van zijn hulppieten gekregen.’ 
 
Misschien doen we datzelfde bij het lezen in de bijbel! Ik vraag mij af, wat u gedacht hebt bij het horen van het evangelie zojuist. Jezus roept boosaardige beelden op; zelfverminking komt ter sprake en de hel. Als je oog je ergert, ruk het uit, want het is beter met één oog in de hemel rond te kijken dan met beide ogen de verschrikkingen van de hel te aanschouwen. Het was allemaal zo mooi begonnen. Johannes vertelt hoe de leerlingen voor het eerst zonder Jezus op stap waren geweest. Jezus had gezegd: ‘Nu probeer zelf maar eens om demonen te bezweren.’ Dat was dus helemaal misgegaan. Er ontstond een opstootje en Jezus was tussenbeide gekomen. Een vader had zich erover beklaagd dat de leerlingen zijn bezeten zoon niet hadden kunnen helpen. Dus knapte Jezus het zelf maar op. Maar er was nog iets anders gebeurd. De leerlingen hadden namelijk anderen mensen bezig gezien; ze hadden in Jezus’ naam kwade geesten bezworen... en zij hadden wèl succes gehad! Terwijl zij dus geen leerlingen waren. Dat steekt! De apostelen waren door Jezus persoonlijk uitgezonden, en nou stelen deze onbekenden de show. Logisch dat de leerlingen gefrustreerd en boos thuis kwamen! 
 
Jezus zegt iets dat Marcus heel belangrijk heeft gevonden voor zijn tijdgenoten. Niet alleen degenen die door Jezus zijn uitgezonden kunnen in zijn naam het kwaad bestrijden, maar ook degenen die zich op Jezus beroepen. De macht krijg je niet alleen als Jezus die geeft, maar ook als jij die in zijn naam neemt. Dat is inderdaad interessant voor de eerste generatie christenen, want het betekent dat ook zij nog in Jezus’ naam de satan kunnen weerstaan. Het geeft toekomst aan Jezus’ kracht.  Marcus, die dit allemaal voor ons opschreef, vond dit belangrijk om het aan zijn toehoorders mee te delen. En dat maakt de brute taal die er op volgt begrijpelijk. Jezus roept beelden op van marteling en verminking. Met een molensteen als in zee geworpen worden, een amputatie van hand, voet en oog... ze herinneren aan verhalen uit het joodse verleden. Enkele eeuwen voor Christus organiseerde een verzetsgroep, de Makkabeeën, een opstand tegen de overheersers die de tempel hadden ontheiligd. Het was voorgekomen, dat joden gedwongen werden om op het feest van Dyonisius met een krans van groen op het hoofd rond te lopen, en wat erger was, om varkensvlees te eten. Wie niet gehoorzaamden werden gemarteld; hun ledematen werden afgehakt. De eerste christenen kenden de dreiging van rechtbanken, van mensen die je probeerden met folteringen van het geloof af te brengen. Wees dan sterk en trouw. Dat wil Marcus zeggen. 
 
Marcus dreigt niet, maar hij ziet achter de dreigingen van de geschiedenis licht dagen. Je kunt ontkomen aan de hel die het leven kan zijn! De hel is een metafoor voor god-verlatenheid. De hel is het oostelijke dal van Jeruzalem, het dal van Hinnom, het Gehenna, waar de smeulende vuilnisbelten herinnerden aan de barre dagen dat er aan afgoden kinderen werden geofferd; Hinnom is Gods afwezigheid. Op een of andere gruwelijke wijze bestaan kinderoffers nog steeds. Huiveringwekkend actueel is het beeld van kinderen die beroofd zijn van hun geloof in een goede God, in de zin van dit leven en het wonder van de liefde. Het zijn de tienduizenden kinderen op aarde van wie een voet is afgerukt of een hand; kinderen die blind geworden zijn omdat zij in aanraking kwamen met bommen. Miljoenen landmijnen zijn kwistig neergelegd, maar niet of matig opgeruimd. Kinderen die worden uitgebuit, misbruikt en toegerust voor de oorlog! Jezus woede daarover klinkt luid door de tekst heen. Delen we die! 
 
Lieve kinderen. Bram had een hond gekregen. Hij had er tweeëneenhalf jaar om moeten zeuren maar nu was hij er dan toch. Hij had de hond Ajax genoemd. Ze hadden Ajax in het asiel uitgezocht. Al gauw merkte Bram dat Ajax wel lief was, maar hij kom ook heel gemeen worden. Ajax had een hele lieve kant maar ook een gemene. Tegen sommige andere honden kon hij geweldig tekeer gaan. Misschien is hij vroeger wel eens heel akelig gebeten’, vroeg pappa zich af. In elk geval durfde Bram hem niet meer uit te laten, want Ajax kon zich losrukken en in een bloederig gevecht storen. ‘Als je hem straft, dan wordt hij nog banger en onzekerder. Dan gaat hij nog meer tekeer. Je moet hem juist gerust stellen’, zei pappa. ‘Je moet hem aandacht geven en lief toespreken en een koekje geven als hij zenuwachtig gaat reageren op een andere hond. Je moet hem op tijd meenemen naar een andere plek en belonen. Dan wordt de lieve Ajax steeds sterker en de bange wordt steeds kleiner.’ Bram moest diep nadenken. ‘Ik geloof dat je gelijk hebt pappa. Belonen helpt veel beter.’ ‘Juist’, riep pappa. ‘Jij snapt het.’ ‘Afgesproken’, zei Bram. ‘Voortaan krijg ik alleen nog maar beloningen van jou!’

 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag240
gister352
deze maand1952
totaal826598