De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2018 - eerste Kerstdag © Harrie Brouwers, Voerendaal




HET WOORD IS MENS GEWORDEN




MENSEN ZIJN GEWELDIG
Soms word je onverwacht geraakt door een enkele zinnetje. Ik zat ‘n paar maanden geleden te kijken naar een film over Jacques Brel. Brel is een zanger uit mijn jeugd. ‘Ne me quitte pas’ uit 1959 werd wereldberoemd. Ik had het nummer onlangs gebruikt in de crematieplechtigheid van een neef. 
De film over Brel ging over zijn de drukke optredens, zijn ongezond leven, zijn afscheid van het theater; zijn kritiek op het burgerlijke Vlaanderen, zijn vele ups en downs, en tenslotte de zeereizen en de ontdekking van longkanker. Ineens trof mij een opmerking die hij in een interview had gemaakt. In ‘Uitzending Gemist’ kon ik hem niet vinden. Ook niet via Google, dus vertel ik haar uit mijn herinnering. Brel zei: ‘Mensen..., wat zijn ze geweldig! Ze weten het zelf niet... Misschien... zou iemand het ze eens moeten zeggen...!’ Mensen zijn geweldig. Wíj zijn geweldig, maar we weten het niet. Misschien zou iemand het eens tegen ons  moeten zeggen!

GEBOREN UIT GOD
Ik dacht: dat is nou precies wat godsdienst doet. Of, zou moeten doen. Zeggen hoe geweldig een mens is. Een ondoorgrondelijk musterie is hij, een wonder. Er is in het hele heelal - zover we weten - niets dat hem evenaart. Wij handhaven ons in een vrijwel onleefbaar universum van min 170  tot enkele miljarden graden Celsius. We hebben weet van ons eigen bestaan. We beseffen zelfs dat het voorbijgaat en dat bedroeft ons. Het voelt alsof we van een hogere orde zijn dan de kosmos. We genieten van het fonkelen van de sterren. We berekenen de waterdruk in de stengel van een plant. We zingen liederen en dansen erbij. We zien ook de gevaren die er loeren op onze weg. De honger van een ander doet pijn. Het sterven van een dier beroert ons. Ongelooflijk prachtige wezens zijn we.

GEVOELIG VOOR HET LICHT
Het allermooiste dat een mens siert, is wellicht zijn geweten. We hebben weet van goed en kwaad. Het goede trekt ons, het is de lokroep van ons geluk. Het kwade stoot ons van zich af. Als we in het kwade blijven steken, voelen we ons schuldig. Zelfs in ons schuldgevoel zijn we groots! 
De opwarming van de wereld, die alleen al in Europa 150 duizenden mensen per jaar het leven kan gaan kosten, kunnen we onszelf aanrekenen, maar ook in dat besef van schuld, steekt onze grootheid. Wij voelen het tenminste. Als een kolossale meteoor de aarde treft en met dieren en planten uitroeit, dan versplintert zijn blinde energie de schepping zonder er enig benul van te hebben. Wij realiseren ons wat er aan het gebeuren is. 
Toen Jacques Brel uitgezongen was, filosofeerde hij hierover. Mens, wat ben je geweldig! Dat moet iemand maar eens tegen je zeggen: ook in je tekortschieten schitter je!
Is het niet precies dit, dat onze traditie bedoelt met ‘Gods menswording’? Kerstmis is het bijbelse onderschrift bij de dag waarop het licht terugkeert en de dagen gaan lengen. ‘Het licht schijnt in de duisternis.’ ‘Het woord is vlees geworden.’ Ons bestaan is een manifestatie van het diepste geheim van wat geworden is. God wordt mens in ons hart, in onze liefde, in ons geweten. Dat is geweldig en dat moest iemand ons maar eens zeggen!

EEUWIGDUREND WONDER
In 1958 worstelt Brel met het geloof. Hij schrijft een gedicht. ‘Zeg ‘t me, zeg ‘t me als het waar is, als hij werkelijk in Bethlehem in een stal geboren is, als dat allemaal eens waar zou zijn. Als die drie wijzen echt van ver gekomen waren, om hem goud, mirre en wierook te brengen. Zeg ‘t me, als het waar is, wat ze kleine kinderen vertellen voor het slapen gaan...  als dat allemaal eens waar zou zijn. Dan zal ik zeker ‘ja’ zeggen, want het is allemaal zo mooi, wanneer je gelooft dat het waar is...’
Het ìs waar: God wordt mens, misschien niet in de de logica, in de redeneringen van Brel,  maar wel in zijn lied. God wordt mens in ons geweten, wanneer we in een vluchteling onze eigen Oorsprong herkennen, het licht van het begin... God treedt de wereld binnen als wij gehoor geven aan het roepen van de miljoenen kinderen in Jemen die sterven van de honger. 
De mens is kan wreed zijn en onverschillig. Maar hij kan ook geweldig zijn. Dan komt God aan het licht. Dat moeten we vandaag zeggen. De mens herbergt een goddelijke vonk. Hij is het licht dat in de duisternis schijnt. Gods menswording is een eeuwigdurend wonder en wij zijn er niet om dat aan te horen of aan te nemen, maar wij zijn er - met Jezus van Nazareth -   een onderdeel van!

NIET NEE!
Lieve kinderen. Het was gezellig op school, die laatste dag voor kerstmis. Er was een ontbijt in de klas, mooie muziek en 5 kinderen mochten het kerstverhaal uitbeelden. De juffrouw pakte een dobbelsteen, eens kijken... Ze gaf de kinderen een nummer. Willem was nummer vier. De juf liet de dobbelsteen rollen. Een drie. ‘Ik!’, riep Marij. ‘Dan mag jij kiezen, Marij.’ De klas lachte. De juf rolde. ‘Twee!’ Ze riep Ron: ‘Wie wordt jij?’ ‘Jozef’, riep Ron en hij rende naar de bordkartonnen ezel. Nu mocht Else kiezen. Engel natuurlijk. Er bleef weinig over voorWillem. ‘Drie!’ Ko werd herder. En toen hoefde Willem niet eens meer te roepen. Hij bleef over. Hij werd de herbergier. Hij baalde. Dat was de allerkleinste bijrol die er was. Hij hoefde alleen maar ‘Nee!’ te roepen. Marij en Ron klopten aan zijn deur. ‘Kunnen we hier slapen?’, vroeg Jozef terwijl hij al door wilde lopen. ‘Natuurkijk!’, riep Ron blij. ‘Kom binnen, vrienden,  dan maken we er een gezellige avond van. En Marij  mag op de logeerkamer, daar staat nog een kinderbedje.’ 
En zo, lieve kinderen, werd het voor de allereerste keer in Bethlehem echt kerstmis!


 
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag103
gister86
deze maand3627
totaal823387