De genoemde datums laten het moment van publicatie zien,
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2019 - Paasdag © Harrie Brouwers. Voerendaal
ZE HADDEN HET NOG NIET BEGREPEN....
GRAFERVARING
MEER DAN HERINNERING
Er is daarbij ook iets verloren gegaan. Namelijk het besef dat die lieve ander niet alleen mijn herinnering is. Die ander is ook een persoon, een bron geweest van liefde, met een uniek karakter, een wonder van de schepping, soms boos en vol frustraties, op zoek naar gerechtigheid die nooit helemaal gevonden werd, soms bruisend van idealen of met een onverwacht teder gebaar..., en nu moet ik die unieke mens laten gaan, loslaten, prijsgeven aan de eeuwigheid.
OP EEN STERRETJE
Lieve kinderen. Sjoerd stak zijn hand omhoog. ‘Mijn opa is ook dood. Hij is bij de sterretjes!’ Annemie draaide zich om in haar stoel en zei minachtend: ‘Dat is voor kleine kinderen.’ Sjoerd hield geschrokken de mond. Annemie heeft wel gelijk’, antwoordde ik. ‘Oma is niet echt bij de sterren. Dan zou ook niet kunnen. Bij de sterren is geen lucht. Daar kan een mens niet leven. En veel te heet ook, veel te ver weg. Maar Sjoerd hooft ook wel een beetje gelijk, want hij kan zijn oma niet meer zien en geen kusje geven. Hij kan haar ook niet horen en voelen. Maar hij weet wel dat ze er is. Want oma was liefde en liefde blijft. Liefde is het huis van God. Begrijp je dat?’ Annemie knikte ja. Sjoerd schudde eerlijk nee..!
ZE HADDEN HET NOG NIET BEGREPEN....
GRAFERVARING
Nog in het donker van de ochtend bezoekt Maria van Magdala het graf waarin Jezus was neergelegd. Haar bestaan heeft zonder hem geen betekenis. Het graf is de plek waar zijn leven was doodgelopen. Haar enige houvast. Hier ligt het laatste te rusten, wat van hem te zien was geweest. Misschien hoopt ze hier, tegen beter weten in, de draad te kunnen oppakken.
Het paasverhaal van Johannes, is een graf-verhaal. Laten we eens wat moeite doen om aan te voelen wat de verteller er ooit mee heeft bedoeld.
Niet iedereen hier in de kerk, heeft ervaring met het bezoeken van een graf. Het aantal crematies in Nederland loopt naar de 70%, en dat was honderd jaargeleden nog nul procent. In onze parochie is het zowat de helft. De meeste mensen hebben wel behoefte aan een bepaalde plek, die de resten van hun dierbare bewaart, maar zo’n plek om te bezoeken en te eren met een bloempje of een vlammetje, kan overal zijn: een urnenmuur, een sierraad, de huiskamer... Soms is de as verdeeld in vele kostbaarheden; iedereen krijgt zijn eigen reliek, zoals iedereen ook zijn eigen herinneringen heeft. Het eigen verlies is wat telt. Misschien is dat wel typisch voor de moderne mens: we ervaren de dood van een dierbare als een persoonlijk verlies. Het gaat òns aan. Het gaat om ons, die eenzamer zijn geworden; veel meer, dan dat het om haar of hem gaat die het leven beëindig heeft. We eigenen ons de dood van de ander toe. Iedereen draag zijn eigen sierraad met wat as. En dat is ook heel mooi.
MEER DAN HERINNERING
Er is daarbij ook iets verloren gegaan. Namelijk het besef dat die lieve ander niet alleen mijn herinnering is. Die ander is ook een persoon, een bron geweest van liefde, met een uniek karakter, een wonder van de schepping, soms boos en vol frustraties, op zoek naar gerechtigheid die nooit helemaal gevonden werd, soms bruisend van idealen of met een onverwacht teder gebaar..., en nu moet ik die unieke mens laten gaan, loslaten, prijsgeven aan de eeuwigheid.
Vaak is het ontroerend om tijdens een uitvaart in de kerk enkele kleinkinderen te horen spreken. Je hoort hoe ze worstelen; enerzijds is er de herinnering aan oma, die vast rekende op Gods omhelzing aan het eind van haar leven, en anderzijds is er het ongeloof van het lief kleinkind, wiens bewustzijn, helemaal van deze tijd, weinig ruimte laat voor het mysterie. Vaak vinden ze een compromis in een of ander gedichtje zoals dat van Bram Vermeulen:
‘En als ik dood ga, huil maar niet
ik ben niet echt dood moet je weten
het is het verlangen dat ik achterliet;
dood ben ik pas als jij me bent vergeten.’
Deze gedachte laten goed de crisis zien waarin ons paasgeloof verkeert. We benaderen de dood louter als het verlies dat we zelf lijden. Wat er van de dode overblijft, is de erfenis en de herinnering. Maar hij en zij waren zoveel meer... Het paasverhaal laat een ander stuk van de waarheid zien: de verbijstering over de vraag: waar is de dode gebleven..., waar kwam hij eigenlijk ooit vandaan? Wat is er nog meer dan onze herinnering en onze anekdotes?
WAT WE NOG NIET BEGREPEN HEBBEN
WAT WE NOG NIET BEGREPEN HEBBEN
Maria van Magdala spoedt zich naar het graf. Ze moet er aan wennen dat Jezus niet meer leeft, haar niet meer aanspreekt en toelacht, haar nooit meer eens bestraffend aankijkt of een bemoedigende, plagende knipoog geeft. Ze moet hem loslaten. Hij moet gereduceerd worden tot een verhaal. Maar nu nog even niet. Ze wil hem zien, balsemen misschien. Daarom staat ze voor de rolsteen die de grafkamer afsluit. Dan ziet ze dat de steen is weggerold. Ze hebben hem weggehaald. In paniek rent ze naar de leerlingen. Die zetten het op een lopen. De jongste wint. Johannes komt er vóór Petrus aan, maar hij laat de eer aan de oudste. Zo is Petrus de eerste getuige van het lege graf. Ze zijn met Maria verbijsterd om deze grafschennis, want..., zo schrijft Johannes het later op, want ze hadden nog niet begrepen wat er in de schrift stond. Ze hadden niet geloofd dat de Rechtvaardige voor eeuwig bestaat in God. Die de weg van de liefde is gegaan, die heeft deel aan het eeuwig leven, aan de scheppende kracht van het heelal. Die vindt zijn bestemming niet in de dood maar in het leven.
Dat is moeilijk uit te leggen. We hebben weinig woorden meer voor het besef dat de schepping zoveel meer is dan het model dat wij ervan ontworpen hebben. In ons wereldbeeld is misschien geen plaats voor God, maar in de schepping zelf wel.
Elk jaar is er wel een communicantje dat bij de naam ‘Jezus’ de vraag stelt: ‘Is het waar wat ze zeggen, dat Jezus uit het graf is ontsnapt?’ Dit jaar voegde hij er voor alle duidelijkheid aan toe: ‘dat geloof ik niet!’ Zo’n vraag is niet met enkele zinnen te bentwoorden. Ik moet het kind eerst leren wat verwondering is, wat verbijstering, wat hoop en wanhoop is en stilte, wat donker is en licht en wat muziek in de ziel doet. Maria Magdalena vond Jezus niet in het graf. Ze realiseerden zich dat Hij thuis bij God moest zijn.
OP EEN STERRETJE
Lieve kinderen. Sjoerd stak zijn hand omhoog. ‘Mijn opa is ook dood. Hij is bij de sterretjes!’ Annemie draaide zich om in haar stoel en zei minachtend: ‘Dat is voor kleine kinderen.’ Sjoerd hield geschrokken de mond. Annemie heeft wel gelijk’, antwoordde ik. ‘Oma is niet echt bij de sterren. Dan zou ook niet kunnen. Bij de sterren is geen lucht. Daar kan een mens niet leven. En veel te heet ook, veel te ver weg. Maar Sjoerd hooft ook wel een beetje gelijk, want hij kan zijn oma niet meer zien en geen kusje geven. Hij kan haar ook niet horen en voelen. Maar hij weet wel dat ze er is. Want oma was liefde en liefde blijft. Liefde is het huis van God. Begrijp je dat?’ Annemie knikte ja. Sjoerd schudde eerlijk nee..!