De genoemde datums laten het moment van publicatie zien,
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2019 - 3de zondag van Pasen © Harrie Brouwers, Voerendaal
HOU JE VAN ME?
STEM UIT HET VERLEDEN
Ik weet niet of u nog eens langs mijn woning bent gewandeld de laatste tijd. Dan hebt u kunnen zien dat de sering die er sjofel, sleets, lichtpaars bij staat. Mijn moeder keurt hem zeker af. En ik, die me vroeger altijd tegen haar afkeuring had verzet, deel nu haar gevoel, want zo gaat dat met ons! Ik kan de plant niet zien zonder haar commentaar te horen. Sommige meningen van onze lieve doden, worden na hun dood heilig voor ons.
LIEFDE
Tot drie keer toe vraagt Jezus aan Petrus: ‘Hou je van me?’ Het begint Petrus te irriteren. Gelooft Jezus hem niet? Of voelt Petrus het als een terechtwijzing? Hij had hem tenslotte ook drie keer verloochend! Let wel, de hele scene speelt zich af nà de kruisdood. Het is de verrezen Heer, de Jezus die leeft in zijn hart en bij de Eeuwige. Tijdens zijn leven zijn zulke gevoelens misschien nooit uitgesproken. We kennen dat wel. Onze waardering voor elkaar, onze genegenheid en trots, ze worden al te vaak nimmer gezegd. Indirect misschien met een grapje of een opmerking tegen de buren. Maar na de dood wil je het des te harder uitschreeuwen. Je bezoekt daarom misschien ook het graf. Je organiseert een jaardienst, je laat zijn jas aan de kapstok hangen, je brandt elke dag een lichtje bij haar foto; en telkens weer, als je langs het stoplicht van Kunrade rijdt, vertel je opnieuw hetzelfde verhaal, over die zondagmiddag - dat hij plotseling terug naar huis moest, omdat het knuffelbeertje voor Jorg op de meterkast was blijven liggen. Altijd hetzelfde verhaaltje, als een liefdesverklaring; om hem in ere te houden. ‘U weet dat ik van u houdt’, roept Petrus wanhopig. Het lijkt trouwens wel, alsof hij steeds meer van hem is gaan houden. Zoals die man die drie jaar geleden zijn vrouw had verloren. ‘Ik mis haar nog elke dag’, zei hij, ‘vooral als de kleinkinderen op bezoek zijn.’ En toen, na een korte stilte ineens: ‘Het lijkt wel of ik steeds meer van haar ga houden...’ Dat soort liefde doet pijn maar maakt ook sterk. ‘Weidt mijn lammeren.’ Petrus neemt verantwoordelijkheid voor de snel groeiende groep volgelingen. 153 Parochies zijn er al - blijkt een beetje cryptisch uit het verhaal. In die liefdesband ontmoet Petrus zijn overleden meester.
LIEFDE NA DE DOOD
KUSJES
HOU JE VAN ME?
SERING
Een van de spannendste uitjes in mijn jeugd was een wandeling naar de kersenwei. ‘Als iedereen in de wereld een kersenboom in zijn tuin had staan’, dacht ik als kind, ‘dan waren alle mensen - nooit meer oorlog - nergens honger!’ Dus, toen ik verleden jaar een tuin mocht aanplanten, heb ik er eerst een kersenboom in laten zetten, een cadeautje van mijn broer en zus! Mijn tweede wens was: een sering. We hadden een klein tuintje in de Julianastraat; een granaatinslag had een grote kale plek in het grasveldje geslagen, maar in de border bloeide een prachtig donkerpaarse sering. Echt een plant die hoort bij de meimaand, bij een Mariabeeld. Mijn moeder was zo in haar nopjes met de donkerpaarse sering dat ze voor elk lichtpaars exemplaar de neus ophaalde. Ik heb dat al eens verteld. We konden geen lichtpaarse voorbijrijden zonder dat ze opmerkte: ‘Bah, wat lelijk!’ Wij, kinderen, vonden dat onredelijk. De felle discriminatie van moeder maakte ons zelfs wat bang! De sering kon er toch niets aan doen! Maar mijn moeders hield vol: ‘Vind ik lelijk!’ Pas veel later, na haar dood, heb ik haar begrepen. De lichtpaarse sering zag zij als een donkerpaarse die na veel wasbeurten vaal geworden was. Het was de kleur van slijtage, van armoede. Dus moest er in mijn tuin een donkerpaarse sering komen.
Een van de spannendste uitjes in mijn jeugd was een wandeling naar de kersenwei. ‘Als iedereen in de wereld een kersenboom in zijn tuin had staan’, dacht ik als kind, ‘dan waren alle mensen - nooit meer oorlog - nergens honger!’ Dus, toen ik verleden jaar een tuin mocht aanplanten, heb ik er eerst een kersenboom in laten zetten, een cadeautje van mijn broer en zus! Mijn tweede wens was: een sering. We hadden een klein tuintje in de Julianastraat; een granaatinslag had een grote kale plek in het grasveldje geslagen, maar in de border bloeide een prachtig donkerpaarse sering. Echt een plant die hoort bij de meimaand, bij een Mariabeeld. Mijn moeder was zo in haar nopjes met de donkerpaarse sering dat ze voor elk lichtpaars exemplaar de neus ophaalde. Ik heb dat al eens verteld. We konden geen lichtpaarse voorbijrijden zonder dat ze opmerkte: ‘Bah, wat lelijk!’ Wij, kinderen, vonden dat onredelijk. De felle discriminatie van moeder maakte ons zelfs wat bang! De sering kon er toch niets aan doen! Maar mijn moeders hield vol: ‘Vind ik lelijk!’ Pas veel later, na haar dood, heb ik haar begrepen. De lichtpaarse sering zag zij als een donkerpaarse die na veel wasbeurten vaal geworden was. Het was de kleur van slijtage, van armoede. Dus moest er in mijn tuin een donkerpaarse sering komen.
STEM UIT HET VERLEDEN
Ik weet niet of u nog eens langs mijn woning bent gewandeld de laatste tijd. Dan hebt u kunnen zien dat de sering die er sjofel, sleets, lichtpaars bij staat. Mijn moeder keurt hem zeker af. En ik, die me vroeger altijd tegen haar afkeuring had verzet, deel nu haar gevoel, want zo gaat dat met ons! Ik kan de plant niet zien zonder haar commentaar te horen. Sommige meningen van onze lieve doden, worden na hun dood heilig voor ons.
LIEFDE
Tot drie keer toe vraagt Jezus aan Petrus: ‘Hou je van me?’ Het begint Petrus te irriteren. Gelooft Jezus hem niet? Of voelt Petrus het als een terechtwijzing? Hij had hem tenslotte ook drie keer verloochend! Let wel, de hele scene speelt zich af nà de kruisdood. Het is de verrezen Heer, de Jezus die leeft in zijn hart en bij de Eeuwige. Tijdens zijn leven zijn zulke gevoelens misschien nooit uitgesproken. We kennen dat wel. Onze waardering voor elkaar, onze genegenheid en trots, ze worden al te vaak nimmer gezegd. Indirect misschien met een grapje of een opmerking tegen de buren. Maar na de dood wil je het des te harder uitschreeuwen. Je bezoekt daarom misschien ook het graf. Je organiseert een jaardienst, je laat zijn jas aan de kapstok hangen, je brandt elke dag een lichtje bij haar foto; en telkens weer, als je langs het stoplicht van Kunrade rijdt, vertel je opnieuw hetzelfde verhaal, over die zondagmiddag - dat hij plotseling terug naar huis moest, omdat het knuffelbeertje voor Jorg op de meterkast was blijven liggen. Altijd hetzelfde verhaaltje, als een liefdesverklaring; om hem in ere te houden. ‘U weet dat ik van u houdt’, roept Petrus wanhopig. Het lijkt trouwens wel, alsof hij steeds meer van hem is gaan houden. Zoals die man die drie jaar geleden zijn vrouw had verloren. ‘Ik mis haar nog elke dag’, zei hij, ‘vooral als de kleinkinderen op bezoek zijn.’ En toen, na een korte stilte ineens: ‘Het lijkt wel of ik steeds meer van haar ga houden...’ Dat soort liefde doet pijn maar maakt ook sterk. ‘Weidt mijn lammeren.’ Petrus neemt verantwoordelijkheid voor de snel groeiende groep volgelingen. 153 Parochies zijn er al - blijkt een beetje cryptisch uit het verhaal. In die liefdesband ontmoet Petrus zijn overleden meester.
LIEFDE NA DE DOOD
Petrus had er moeite mee gehad toen Jezus werd gearresteerd, maar hem wacht hetzelfde lot. Allemaal gaan we de weg van onze dierbaren. Ook wij worden oud en sterven. ‘Toen je jong was, deed je je broek aan, sprong op je motor en je reed waarheen je maar wilde, tot aan Santiago toe. Maar als je oud bent, komen anderen om je de riem om te doen, en die brengen je ergens heen waar je helemaal niet wilt zijn...’ Ook op Petrus wacht het kruis... En wij denken misschien: zou er later nog wel iemand zijn, die ons de riem om doet en de kousen aantrekt? Zou er nog een plek voor ons zijn? En we zoeken een plek om kleiner te wonen.
De jonge kerk begint, aarzelend maar ook onstuimig. Ze groeit omdat er na de dood van Jezus nog zoveel liefde over is. Petrus duikt in het diepe. De liefde ontkiemt als zaad, als een paarse sering. Ze is als brood en vis, genoeg voor iedereen. En dat is precies de traditie waarin we staan en die wie hier in de kerk gaande houden..., opdat Jezus mag leven hier en nu!
KUSJES
Lieve kinderen. Luuk en Beatrijs hadden verschrikkelijk ruzie gemaakt. Beatrijs begon keihard te huilen toen ze zich niet uit de greep van Luuk kon bevrijden, en Luuk was mee gaan janken om niet alle schuld over zich te krijgen. Mamma was er op af gekomen en had een hele toespraak gehouden over de mobieltjes die in beslag zouden worden genomen. En aan het eind had ze gezegd: ‘Zo, Luuk nu zeg tegen je zusje dat haar lief vindt en je geeft haar een kusje. En jij Beatrijs, zeg dat je Luuk lief vindt, en dan geef je hem ook een kusje. Toe maar!’ Mamma wachtte even, maar er gebeurde niets. Het is niet zo gemakkelijk om te zeggen ‘ik vind je lief’; zeker niet, als je nog aan het hijgen bent van het knijpen en krabben. Een kusje geven..., Luuk trok een vies gezicht. ‘Toe maar’, hield mamma aan. ‘Begin jij maar Luuk, jij bent de oudste.’ Luuk deed zijn ogen dicht; dat het meer op een droom leek, en siste toen tussen de tanden dat hij haar lief vond en maakte een hight five gebaar. Mamma wou al zeggen: ‘ik versta er niks van!’, maar Beatrijs had al een rode kleur gekregen en sloeg haar arm om Luuks hals en en gaf hem een snel kusje. Toen renden ze de kamer uit. De mobieltjes waren gered!