De genoemde datums laten het moment van publicatie zien,
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2019 - 7de zondag van Pasen © Harrie Brouwers, Voeendaal
U HEBT MIJ GEZONDEN!
GEEN ZIN MEER
U HEBT MIJ GEZONDEN!
GEEN ZIN MEER
Ik moest eens met Jorg praten. Dat had zijn moeder gevraagd. Jorg had geen werk. Al anderhalf jaar niet meer. In het begin hadden drie van zijn vriendjes ook geen werk, maar die hadden allemaal intussen iets gevonden. Alleen Jorg niet. Hij had zich steeds meer teruggetrokken op zijn kamer. Uren achter elkaar zat hij op internet. ‘Ik weet niet wat hij daar doet’, zei de moeder. ‘Maar beter surfen, dan de kroeg in! Hij wordt steeds stiller. Hij gaat niet meer uit, want het eerste wat een meisje vraagt is: “wat doe je voor de kost?” En dan schaamt hij zich. Vrienden heeft hij nauwelijks nog, misschien in Japan...’, zuchtte ze, met het oog op internet. De zorgen van de moeder waren terecht. Het leven wordt deprimerend als er geen doel meer is; niets dat je roept. Niets waarom het zich loont om ‘s morgens op te staan. Een mens heeft het nodig om gezien en gewaardeerd te zijn.
Na de begrafenis van zijn vrouw enkele maanden geleden, zag de man er weer opgewekt uit. Iedereen dacht dat het wel goed ging. ‘Pa houdt zich sterk’, meldde de zoon me nog. Maar toen ik hem sprak, kwamen er tranen in zijn ogen. ‘Ja hij hield zich goed.’ Het ging de kinderen ook niets aan, ‘die hadden hun eigen leven’. Maar na de begrafenis had zijn bestaan eigenlijk geen zin meer. ‘Vroeger ging ik in elke ochtend een stuk fietsen, een rondje om het dorp, langs de golfbaan naar ten Eschen, en dan door Terworm terug. Maar tegenwoordig denk ik: Waarom zou ik? Als ik thuis kom, is het huis leeg. Als ik wil vertellen wie ik onderweg ben tegengekomen, is er niemand die naar me luistert..., kan ik evengoed niet gaan.’ Mèt zijn partner, was ook het doel uit zijn leven verdwenen. Het bestaan had geen zin meer; en hij had er geen zin meer in! De grootste opgave waar hij voor stond was deze: hoe geef ik het leven weer betekenis. De laatste jaren met zijn vrouw waren zeer zwaar geweest. Ze had veel zorg nodig gehad. Hij had haar overal meegenomen in de rolstoel, en hij had gekookt elke dag en haar benen verzorgd. Het was hem bijna teveel geworden, maar hij zou het zò weer doen! Het had zijn dagen een doel gegeven.
GEROEPEN
Jezus van Nazareth had een heel sterk gevoel dat hij geroepen was, gegrepen door de Schepper om er te zijn, en om Diens zorg en liefde te laten zien aan de wereld. Als geen ander weet de evangelist Johannes dit onder woorden te brengen. Hij noteert hoe Jezus bidt: ‘Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat U mij gezonden hebt. Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn, en ik in hen.’ ‘U, Vader, hebt mij erop uit gezonden...’ Jezus leefde in het besef dat hij door God in dit bestaan geroepen was, en dat hij in die roeping zijn band met God kon beleven. Ons leven heeft zin omdat de Schepper ons gewild heeft, en geroepen heeft om de schepping te voltooien. Maar dan moet je dit zinnetje niet nemen als een vrome spreuk die je geborduurd aan de muur hangt, maar als een ervaring. Wij leven vandaag, wij zijn er, met onze kromme benen of spraakgebrek, met onze angsten en behoefte aan aandacht, met onze streken en fouten...., maar we zijn er werkelijk en we hebben een opdracht.
Ik heb wel eens te doen met mensen die dit niet kunnen voelen. Die denken dat hun leven voltooid is als de gezondheid hapert of het geld op is. Die denken dat zij de zin en de betekenis van het bestaan zelf bepalen, die het gevoel missen, dat ze een ereplaats in dit heelal innemen en begiftigd zijn met een prachtige opdracht. Ik veroordeel hen niet, maar ik heb wel met hen te doen.
Een levensopdracht is ons, met het bestaan zelf gegeven. We hoeven hem niet uit te vinden. We moeten elkaar helpen die te vinden. Bij Johannes lees ik, hoe het besef van God, en de wetenschap dat je een taak hebt, nauw met elkaar verbonden zijn. Je kunt haast niet zeggen of het de levenstaak voortvloeit uit je godsbesef of dat het godsidee voortkomt uit de ervaring dat je een doel hebt. De kip of het ei? Voor Jezus is het één: hij en de vader, zijn roeping en wij allemaal. Misschien klinkt het u hoogdravend in de oren, maar ik zie die kleine vrouw voor me, die me met pretoogjes openmaakte. ‘Nee ik verveel me nooit!’, zei ze lachend en ze begon te verellen. ‘Het eerste wat ik ‘s morgens doe, is naar de vogeltjes in de tuin kijken. Of ze nog genoeg zaadjes hebben; en dan jaag ik de kat van de buren weg. Daarna bel ik een oude vriendin in Spaubeek, hoe de nacht is geweest. En dan kook ik me een lekker eitje. Daarna ga ik naar de Super. Elke dag. Ik heb niet veel nodig, maar je komt er altijd leuke mensen tegen en dan kletsen we wat. Om 12 uur moet ik thius zijn, dan sta ik acht het raam, want de kleine Tom komt langs; die wil naar me zwaaien...’ Haar dagen waren vol vanzelfsprekende zin en liefdevolle aandacht. Dat het leven zelf een opdracht inhoudt, dat zou ik willen laten zien aan de man die zich ongelukkig voelt in zijn lege huis. Een ook aan de jonge meid die haar geluk niet kan vinden op Facebook. Moge ze ontdekken dat Gods liefde ook door hun aderen vloeit!
NEGEN
Lieve kinderen. Miranda stond op de stoep bij de voordeur. Er viel een saaie motregen uit de hemel. Met haar voet schopte ze tegen de muur. Je kon zien hoe erg ze zijn verveelde! Binnen hadden pappa en mamma ruzie. Nou ja, niet zo heel erg; maar pappa praatte heel erg hard. Mamma had namelijk tante Truus op het avondeten uitgenodigd. En pappa had zich verheugd op een rustige avond. En Truus bleef altijd de hele avond hangen, en dan wilde ze een wijntje drinken. Miranda hield niet van ruzie en daarom was ze naar buiten gegaan en schopte ze tegen de muur. Ze hoorde een deur dichtslaan en ineens kwam pappa naar buiten. ‘Wat sta jij hier te niksen?’, vroeg die nog een beetje bars. ‘Ik verveel me’, zei Miranda. ‘Ga dan met je poppen spelen! Of kijk wat tv! Heb je geen boek meer? Of ga anders maar je tenen tellen!’ Dat zei pappa altijd. Je tenen tellen! Ze kon er niet meer om lachen. Waarom begreep pappa dat nou niet? Ze wilde iets gezelligs met pappa en mamma samen doen. Naar oma op bezoek gaan, of een grote puzzel leggen, of desnoods harten jagen. Wat had je er nou aan om in je eentje met poppen spelen of je tenen tellen. Ze schopte nog een keer keihard tegen de muur. ‘Au!’ En ineens schoot ze door haar tranen in de lach: ‘Ik geloof dat het er nog maar negen zijn...!’