De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2019 - 22ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal





GEEN LESJE IN BELEEFDHEID!




GANGMAKERS EN VOLGERS
Het is een sympathiek verhaal. Op een feest observeert Jezus de gasten. Hij ziet gewichtige genodigden die direct op de ereplaatsen afstevenen, en hij ziet onopvallende aarzelaars die naar binnen schuiven door de kier van een deur. Hij ziet de schriftgeleerden die grote kwasten aan de hoeken van hun gebedsmantel hebben laten naaien. Ze willen laten zien dat zij de mantel niet als plunjezak hoeven te gebruiken. En... hij ziet misschien zijn eigen vader, de ambachtsman, die zich wat verlegen tijdens een receptie tussen het volk mengt. Jezus aandacht ging altijd uit naar de kwetsbare mensen, naar wie verloren dreigden te lopen. Hen vond hij het interessantste. Ze hadden hem het meest te vertellen. 
Let wel! In het evangelie van vandaag geeft Jezus geen lesje beleefdheid. Hij geeft ook zeker geen college psychologie. Natuurlijk heb je vaandeldragers nodig en mensen met de stille trom. Sommigen moeten voorop lopen, en anderen achteraan. Er zijn bestuursleden, en er is een kind met het volgnummer. Er zijn mensen die duidelijk aanwezig zijn, en lieden die je over het hoofd ziet. Sommigen staan vooraan bij de tap; ze hebben elk moment een luidruchtig mop bij de hand, - gelukkig, zij mogen er zijn! Net zozeer als die bescheiden mensen, die er niet van houden om in het middelpunt te staan. Door de stilte die van hen uitgaat, zijn zij de goede luisteraars, bij wie je je thuis voelt, en bij wie je je pijn kwijt kunt. Een samenleving heeft ze allebei nodig, de gangmakers en de volgers!

VOOR WIE NIET VOL IS VAN ZICHZELF
Waar Jezus wel kritisch over is, dat is schijnheiligheid. Schijnheilig zijn bombariescheppers die over lijken gaan, die anderen onder de voet lopen. Net zo goed zal Jezus iets hebben tegen valse bescheidenheid, mensen die alleen maar op de achtergrond staan omdat ze naar voren geroepen willen worden. Ze zijn niet bescheiden maar bang!
In het evangelie van vandaag maakt Jezus duidelijk, waarom hij zoveel aandacht besteedt aan mensen die achteeraan staan, die niet zo goed voor zichzelf op kunnen komen. ‘Ik ben gekomen voor de verlorenen van het huis van Israël’, zegt hij ergens. Hij gaat op bezoek bij lieden die de belasting innen voor de Romeinse bezetter, bij de afvallige Samaritanen en de onreine melaatsen. Jezus treedt ook op in het gebied van de Gadarenen, bij de Feniciërs en in de Dekapolis. De Farrizeeen vallen hem daarop aan. Keer op keer verdedigt Jezus zich met verhalen die laten zien dat Gods hart naar àlle mensen uitgaat Ook naar degenen die wij het geluk niet gunnen; ook naar onze vijanden. God maakt geen verschil. ‘En’, voegt Jezus daar vandaag aan toe, ‘Gods aanwezigheid zal het beste gevoeld worden door iemand die niet zo vol is van zichzelf. God vindt makkelijk toegang bij mensen die niet zelfingenomen zijn, maar gevoel hebben voor wat hen te boven gaat. God voelt zich het meest thuis bij mensen die zich bewust zijn van hun bescheiden plek in dit oneindig heelal. Dat punt wil Jezus maken.

SCHUTTERIJ
Vanochtend zitten er zeker mensen in de kerk die iets afweten van het ontstaan van schutterijen. Ruwweg hadden in de zestiende eeuw de dorpen mensen nodig die klaarstonden om de openbare orde te dienen en bij rampspoed in te grijpen. Eerder al bestonden die gilden in de steden. Ze waren er om mensen te beschermen. Het zullen zeker niet allemaal heiligen zijn geweest, maar dat waren de andere inwoners evenmin en de pastoor ook niet. Later neemt de defensieve betekenis af en worden de schutterijen steeds meer gezelligheidsverenigingen; maar hun intentie, om dorp en parochie van dienst te zijn, is tot op de dag van vandaag nog altijd heel erg herkenbaar. 
Dus winnaars en verliezers, keizers en foerageurs, schildknapen en generaals, ze mogen er allemaal zijn, zolang ze maar weten dat de ander er net zo goed mag zijn, en zolang ze maar beseffen dat we allemaal kinderen van een Vader zijn.

WINNAAR
Ronko was een wat verlegen jongen. Hij keek vaak naar de grond. Iemand aankijken vond-ie een beetje eng. Je merkte vaak niet eens dat hij in de kamer zat. Hij amuseerde zich wel met zijn mobieltje. Zijn moeder moest de hele tijd zeggen: ‘Toe, geeft die meneer eens een handje!’ ‘Andere handje!’ ‘En wat zeg je dan?’ ‘Ik heb er niets van gehoord, kan het niet wat herder?’ En hoe vaker Ronko hoorde dat hij niet deugde, des te stiller werd hij.
Wat niemand wist, dat was dat Ronko een geheim plekje had. Daar kon niemand komen. Alleen Ronko zelf. En daar was Ronko koning. Dat plekje was in zijn dromen. ‘s Nachts natuurlijk als hij in bed lag, maar ook overdag als hij in de klas met de handen onder zijn kin naar buiten staarde. Dan racete Ronko in de tiende versnelling de Pyreneeën op en won hij de Tour de France. Dan scoorde hij in de allerlaatste minuut een doelpunt voor Ajax met nummer 14 op de rug. Dan dirigeerde hij een orkest van 100 man midden op het Vrijthof in Maastricht. Dan stonden wel duizend meisjes te wachten tot hij in zijn nieuwe droomboek zijn handtekening had gezet. Dan draaide hij met zijn linkerhand aan alle knoppen van het mengpaneel terwijl de rechter een draaitafel liet kraken en 10 duizend dansende mensen sprongen en klapten die hij met laserlicht bestraalde.
‘Ronko, let jij ook op?’ De felle stem van de juf drong scherp door zijn droom heen. ‘Jawel juffrouw.’ ‘Sorry, juf.’ Hij fluisterde het bijna en de juf ging snel verder. ‘Onthou het dus. Groningen ligt rechts en Friesland links.’ En daar finishte de stille bescheiden Ronko in Leeuwardens al als eerste over de streep van de elfstedentocht. 






 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag103
gister254
deze maand4253
totaal913298