De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DERDE ZONDAG VAN DE ADVENT IN HET C-JAAR 2007
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2007


RORATE


OPWINDING
‘Heb je het al gehoord? De mensen zijn uitgelopen. Ja natuurlijk, ze hadden het gehoord. Vooral de theologiestudenten. Bij hen was de opwinding groot. Maar er kwamen ook hele families naar de woestijnrand; hun zieken sleepten ze mee op brancards. Veel ander nieuwgierig volk was uitgelopen. Het gerucht van de profeet had zich als een lopend vuurtje over Jeruzalem verbreid. Zou het einde van de tijd eindelijk aangebroken zijn?
Het hele tafereel doet wat hysterisch aan. Wat verwachten die mensen toch allemaal? Voor wie lopen ze uit? Wat beroert hen zozeer? We lazen het ook al bij Jesaja, eeuwen eerder. Ook daar hunkert het volk naar God die komt - als de woestijn die hunkert naar een tapijt van crocussen. Is het zo, dat de mensheid toentertijd leefde met het gevoel voortdurend te bestaan op een wankel keerpunt tussen tijd en eeuwigheid, tussen aarde en hemel? Iets van die opwinding hebben we in elk geval bewaard in onze advent. We lezen over verlangen, hopen, aftellen en uitzien. ‘Rorate’ zingen we en we zien uit naar de gerechtigheid die als dauw de aarde moge gaan bedekken.

VERLANGLIJST
Gaan we bij onszelf te raden. Waar verlangen wij naar? Eerlijk gezegd heb ik daar zo gauw geen antwoord op. U wel? Ik vind het al moeilijk een verlanglijstje voor mijn verjaardag op te stellen. Dat is vroeger wel eens anders geweest! Ik heb wel eens zin ergens in. In frieten-mèt bijvoorbeeld, maar dat is geen diep verlangen. Ik sta er niet om te trappelen. Een nieuwe computer is ook wel leuk, maar ook dat is geen hunkering en een hoop gedoe. En ook een vakantie is wel aardig, ik doe het elk jaar, maar ik loop er toch niet echt warm voor.
Zijn we dan zo decadent geworden, dat we weinig meer verwachten van het leven dan nieuwe schoenen en een doorbrekend zonnetje? Zijn we zo verwend door het luxe leventje van het hedendaagse west-Europa? Zo verveeld, dat ons adventsgevoel enkel uit lauwe woorden en oude liedjes bestaat?

IETS ANDERS
Iemand moest ineens hard lachen. Er was hem iets te binnen geschoten. Hij had bij de bakker staan wachten, omringd door wel veertig soorten brood en tientallen vla’s en gebak. Het rook er verrukkelijk, het wachten was bepaald geen straf. Ineens zegt de klant vóór hem tegen de verkoopster, terwijl ze haar blik over de schappen laat dwalen: ‘hebt u niet eens wat anders?’ De man schaterde het uit: ‘Veertig soorten brood..., vraagt de klant: hebt u niet eens iets anders?’
Decadent, verwend misschien, of is het misschien zo dat we niet meer in veranderingen, zeker niet in wonderen, geloven? Is het cynisme? Is het pessimisme, ongeloof in de kracht van goedheid en liefde? Is het de leeftijd? We geloven niet dat wonderen zullen gebeuren. Ons wereldbeeld hangt zo in elkaar van dwingende oorzaken en gevolgen dat we een spel van verrassingen, een speelse God, niet meer kunnen denken?

RORATE
En vandaag zing ik met de liturgie mee, het lied van vele eeuwen. ‘Rorate’ zing ik met de monniken uit de dertiende eeuw, met de reformatoren in Engeland, met de christenen in Afrika. Ik zing het met mensen die hun halve familie aan aids verloren hebben en die hun kinderen vandaag geen maaltijd kunnen voorzetten. Ik zing het met Soedanezen, met vluchtelingen, opgejaagd en bang opnieuw geplunderd te worden. Het koor van de mensheid is om me heen, en reken maar dat de mensheid hunkert, dat die uitloopt bij elk teken van hoop, bij elk gerucht uit de woestijn over God zich komt ontfermen. Reken maar. Een bange aarde die er niet in slaagt om het onheil dat ze over zichzelf afroept te keren, zij zint ‘Rorate’, laat gerechtigheid dalen over de aarde als een dauw in de morgen. De oerwouden, de dieren en de bomen zuchten de smeekbede: Rorate! In verbondenheid met alle kinderen, zieken, hongerenden gemartelden van de wereld kan ik uit het diepst van mijn hart het adventslied meezingen. De schepping hunkert als nooit tevoren!

PUPPY
Lieve kinderen. De kleineVladimir stond te trappelen van ongeduld.’Wanneer gaan we nou?’ Hij vroeg het al voor de derde keer en weer zei mamma: ‘Toe, Vladi, niet zo ongeduldig, dat is niet netjes!’ Maar de kleine trok aan haar jas en zei op fluistertoon: ‘Gaan we nou eindelijk!’
Het was niet zo dat Vladimir niet graag bij zijn opa was. Ze hadden samen cola gedronken. Ze hadden cake gegeten. Zelfs nog even in de tuin gevoetbald en tekenfilmpjes gekeken. Nee, hij was graag bij opa. Maar Vladimir zou vanmiddag een hondje krijgen. ‘n Puppy. Pappa was ‘m halen en nu kon Vladi niet meer langer wachten. De tijd duurde hem veel te lang. Hij keek alweer demonstratief op de klok. ‘Wanneer gaan we nou?’ Om half vier gingen ze eindelijk naar huis. Te vroeg natuurlijk. Pappa was er nog niet met de puppy. ‘Wanneer komt-ie nu?’, vroeg Vladimir wel honderd keer. Toen ging de telefoon. Pappa aan de lijn. Hij kwam er aan. Maar zonder hondje; dat moest nog een inenting krijgen. Zou nog een week duren. Dat werd een hele lange week. De langste week van Vladimirs leven. Zo verlangde hij naar zijn eigen hondje. Als je iets heel erg graag wilt, dan blijft de tijd bijna staan. ‘Jij zegt altijd dat de tijd zo vlug gaat’, zou Vladimir later tegen zijn opa zeggen. ‘Maar dat komt, omdat jij geen puppy wil!’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag332
gister172
deze maand1087
totaal825733