De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

NEGENENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR IN HET C-JAAR 2007
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2007

HANDEN OMHOOG!


BIJ NOMANEN TE GAST
Mozes heeft iets heel bijzonders. Een staf van God. Het was eerst zijn eigen staf. Een soort wandelstok. Zo’n stok waar jongens graag mee rondlopen op straat. Je voelt je er wat sterker mee. De herders van Midjan hadden er een bij zich als ze de schapen aan het hoeden waren. Bij deze halfnomaden was Mozes te gast. Hij was uit zijn paleis in Egypte afgereisd om hier, bij het volk van zijn voorvaderen een vrouw te zoeken.
Hij was verbaasd en verrukt geweest over de verhalen die hij hoorde. Deze herders waren met al hun vezels verbonden met het leven, de opgaande zon, de volle maan, de westenwind en de pasgeboren lammeren. Ze hadden een sterke band met de woestijn en met God. God woonde op het puntje van hun tong; in de adem van hun lofzang. God zat niet vastgebakken in een beeld van klei, maar Hij reisde mee in het uitspreken van Zijn naam. Hij gaf hun moed om onbekende gevaren te trotseren.
Deze verrukkelijke verhalen hadden Mozes toch ook zeer verontrust. Zijn eigen mensen in Egypte waren slaven aan de rand van de hongerdood. Hoe goed en vrij leefden het volk waarvan ze afstamde! Mozes wist zich geroepen om deze God en Bevrijder bij hen bekend te maken maar hij durfde niet. Het was makkelijker om in naamvan de farao de zweep over de slaven te leggen dan in naam van de nomadengod er in het voorjaar bij volle maan vandoor te gaan.

TOVERSTAF
Mozes had een paar trucjes geleerd. Trucjes om zijn volk van God te overtuigen. ‘Laat je staf vallen’, had God geboden en toen Mozes het deed kronkelde er een slang over het zand. Mozes kon net op tijd wegspringen. ‘Pak hem bij zijn staart’, zei God. De slang werd een stok. Vaag kon Mozes zich het kunstje herinneren. Tovenaars aan het hof van Farao hadden het ook wel eens vertoond. Het zou zeker helpen om indruk te maken.
Jaren later zou deze toverstaf Mozes nog eens goed van pas komen. Het volk was toen al weg uit Egypte. Het was weliswaar vrij, maar worstelde om te overleven in een vijandige woestijn. Keer op keer kwamen ze voor hindernissen te staan. Bestond de God van hun voorouders wel echt? In Refidim stond Amelek met een grote krijgsmacht klaar. Er moest gevochten worden. Jozua voerde een ongeregeld leger aan van zwerversjongens. Mozes strekte de staf van God omhoog, en zowaar, zijn volk was aan de winnende hand. Even liet hij zijn arm rusten maar toen rukte de vijand onmiddellijk op. Vrienden kwamen Mozes ondersteunen. Ze hielden zijn armen omhoog. Ze sleepten een steen aan. Mozes hield vol. Zijn volk won.

MAGIE?
Een prachtig verhaal. Wie kent zulke neurotische trekjes niet? ‘Het zal goed met de wedstrijd gaan als ik mijn winnende broek aan heb’, ‘als ik onderweg maar telkens stappen van anderhalve tegel maak’, ‘zolang ik maar bij het overgaan van de telefoon aan het kerkhof heb gedacht.’ ‘ik zal slagen, als ik mijn geluks-pen maar bij me heb’, ‘als ik maar met muesli ontbeten heb’, ‘als ik de staf van God omhoog houd!’ Is dat geloof of ongeloof?
Ik denk dat het ongeloof is. Wat Mozes doet is zichzelf het verloop van de strijd toe-eigenen. Hij beeldt zich in dat God zijn armgebaar nodig heeft. Dat maakt hem belangrijk. Straks zal men vertellen over de oude leider met open armen, als een cowboy onder schot, als een Messias aan het kruis, dat de overwinning aan hem te danken was! Niet de dappere krijgers van zestien jaar, die met minachting voor hun leven gevochten hadden; niet God die de waardigheid van mensen wil, nee, híj had wat krakkemikkig met hulp, een beetje foetelend eigenlijk, de overwinning behaald. Gelooft u het? Ik niet! Dat de krijgers van Israël de strijd wonnen, komt door hun moed en inzicht. Het komt uit God. Niet dankzij maar ondanks de Mozes’ trucje. Of vergis ik me?

LIEFDESGEBAAR
God heeft Mozes’ opgeheven armen inderdaad niet nodig, maar de jonge krijgers hadden er misschien iets aan. Die voelen het als een zegen die kracht geeft. Die ervaren aan den lijve hoe goed het doet dat de coach bij hen is met heel zijn verlangen. Mozes’ support was van belang. Als Mozes zijn armen omlaag had gedaan, zou God het niet hebben opgegeven. Zijn krijgers misschien wel.
Het is met die houding dat ik soms een kaarsje opsteek voor iemand. Mijn kaarsje zal God niet bewegen om te doen of te laten wat Hij zonder mijn kaarsje niet had gedaan. Mijn gebed heeft God niet nodig om barmhartig te zijn. Maar voor mijn eigen ziel, voor de anderen en voor mijn vertrouwen in God kan het een belangrijk gebaar zijn.


KUNSTJE

Lieve kinderen. ‘Ik kan kunstjes’, zei Sam met een samenzweerderige blik onder de wenkbrauwtjes. ‘Ik kan gedachtelezen!’ Zo, dat is niet niks. Dat heb ik ook altijd gewild. Ik heb het vroeger ook heel serieus geprobeerd. Toen ik op school zat. Want de juffrouwen en de meesters die stelden allerlei vragen en ze kenden ook de antwoorden. ‘Wat is de hoofdstad van België?’, vroeg de juf en ik probeerde haar gedachte te lezen. ‘Hoeveel is dertien maal negen?’ vroeg de meester en ik kneep mijn ogen dicht en probeerde zijn gedachte te zien, maar het lukte niet. ‘Moet jij eens een getal uitkiezen’, zei Sam. ‘Onder de duizend. Kies er maar eentje!’ Ik was onder de indruk. Onder de duizend nog wel. Dat kan Sam nooit van zijn leven. Ja als je laat kiezen onder de tien, dan nemen veel kinderen de zeven. Daar kun je een gokje op wagen, maar onder de duizend?! Ik koos 666, want dat staat ergens in de bijbel. ‘Nou wat dacht ik dan?’ vroeg ik aan Sam. Hij schaterde het uit en zei: ‘Jij dacht, dat kan Sam nooit!’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag88
gister172
deze maand843
totaal825489