De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
2022 - 26ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal





NU OF NOOIT




PLAATS AFSTAAN
Als je vroeger in de bus zat, dan stond je je plaats af aan een oudere die in de buurt stond. Ik heb het tientallen keren gedaan – en met plezier! –, maar ik heb het slechts één keer meegemaakt dat een jongmens voor mij opstond. Je leerde ook om dames voor te laten gaan. In de trein tilde je het koffer van een oudere in het bagagerek. Aan tafel leerde je eerst de anderen te bevragen voor je de laatste gehaktbal pakte. ‘Kinderen die vragen worden overgeslagen’ was het motto; en ‘met de hoed in de hand kom je door het ganse land.’ Opoffering en dienstbaarheid hoorden tot de deugden waarmee we werden opgevoed. 
Ergens in de jaren zeventig zagen we dat veranderen. Niet dat er geen beleefdheid meer was, maar ineens werd het belangrijker gevonden dat je voor jezelf kon opkomen. Iemand die zich wegcijferde werd met enig meelijden bekeken en naar een assertiviteitstraining gestuurd. In de reclamespotjes doken kinderen op die persé Bolletje wilden; zelfs moeders eisten het grootste stuk kaas voor zichzelf op. Bij huwelijksproblemen – zo leek het – werd scheiding als eerste optie geadviseerd. Leuzen klonken als ‘baas in eigen buik’ en ‘eigen volk eerst’. 

DUBBELE MORAAL
Wat wij hebben meegemaakt in de afgelopen eeuw, dat is, dat de oude christelijke deugden van nederigheid en dienstbaarheid niet langer meer op de voorgrond stonden. De vooruitgang van de welvaart vroeg om zelfbewuste mensen die de marktwerking aankonden en die durfden te vechten voor zichzelf. De nonnen en paters verdwenen uit het straatbeeld. De yuppies en de dinky’s kwamen ervoor in de plaats.
Bij mijzelf heeft dat geresulteerd in een dubbele moraal. Van de ene kant vind ik het mooi om te zien hoe kinderen en jongeren zich ontwikkelen en opgroeien tot zelfbewuste mensen. Ze moeten inderdaad leren om voor zichzelf op te komen en zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Tegelijk ontroert het me als ik zie hoe ze zich het lot kunnen aantrekken van armen in zuid-Amerika bijvoorbeeld. Hoe ze bereid zijn om kennis te delen met minderbedeelden op aarde. 
Misschien is dit de kunst: om de balans te vinden tussen het eigenbelang en het belang van de ander. Die twee concurreren uiteindelijk niet met elkaar. Als de rijke zich het lot niet aantrekt van de arme dan zal hij zijn rijkdommen vroeg of laat kwijt raken. Als wij in Europa en Amerika denken dat we ongestoord kunnen blijven wonen op een eiland van weelde dan worden we ooit onder de voet gelopen.  

BALANS
De parabel van Jezus heeft dan ook aan actualiteit niets verloren. De rijke geniet schaamteloos van zijn rijkdommen; hij laat zijn plezier niet vergallen door de bedelaar die voor zijn deur wacht tot hij wat afval en kruimels kan meepikken.
Kan de rijke wel gelukkig zijn met de bedelaar op de stoep? Kunnen wij echt gelukkig zijn met de ellende van miljoenen daklozen elke avond op de tv?
Zou de rijke in Jezus parabel eigenlijk wel gelukkig zijn? Niet als hij maagzweren heeft van de alcohol, depressies vanwege zijn luiheid, en een huwelijkscrisis door zijn gebrek aan fantasie..., niet als hij door zijn kinderen verlaten is vanwege zijn ongeduld en slapeloze nachten heeft door zijn schuldgevoel... 
Toen Jezus zijn verhaal vertelde, wilde hij zijn toehoorders op het hart drukken dat ze de goede keuzes moesten maken in hun leven. Als je dood bent kun je het niet meer. Vóór je dood moet je je positie hebben bepaald en je liefde hebben gedeeld. Zijn verhaal is een dringend beroep op ons, om vandaag de keuze te maken voor de ander die tekort komt. 
De parabel ademt nog een andere zekerheid van Jezus, die misschien wat moeilijker te volgen is. Jezus vindt dat God recht doet aan de mens. De arme die niets aan zijn leven heeft gehad, het kind dat jong sterft, de soldaat die sneuvelt voor zijn land.... moet je niet hopen dat er ergens ooit genoegdoening komt? Dat de Schepper recht doet aan zijn schepselen – hoe dan ook!?

TESTAMENT
Lieve kinderen. Angela kon woensdagmiddag niet naar oma. Waarom niet? ‘Oma gaat haar testament maken!’ ‘Wat is een testament?’, vroeg Angela. ‘Dat is een papier; dat maakt de notaris, en daar komt op te staan wat er moet gebeuren als je dood bent’, zei mamma. ‘Daar staat bijvoorbeeld in dat de auto van oma voor tante Ria is en de borden met de gouden randjes voor mamma.’ ‘Krijg ik ook wat?’ wilde Angela weten. ‘Vast wel!’, zei mamma. ‘Oma houdt heel veel van je. Ze wil vast dat je nog heel lang aan haar denkt.’ Angela wilde niet denken over de dood van oma.
Maar die middag pakte Angela toch een groot papier. Daar tekende ze met gekrulde letters boven ‘Testament van Angela’. ‘De barbiepoppen en alle kleertjes zijn voor Gemma’, stond er. De Cavia moest naar Leike en de poëzie-album was voor oma. Toen wist ze niks meer. Wat was nog meer van haar? Haar kleren, waren die van haar of van mamma? ‘De fiets!’ Ja, die was in elk geval van haar. Een mooie roze prinsessenfiets. Ineens zag ze het gezicht van Irma voor zich, een meisje uit haar klas. Die had al een paar keer verliefd naar haar fiets gekeken. Irma had geen fiets. Weet je wat? De fiets en al de rest was voor Irma. Angela was tevreden. Toen maakte ze een grote kriebel dwars over het papier. Dat was de handtekening. Morgen zou ze de brief bij de notaris in de brievenbus doen!





 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag47
gister248
deze maand517
totaal878104