De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

EENENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR IN HET C-JAAR 2007
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2007

DE DEUR VAN GOD


HET GESLOTEN LOKET
Het evangelie van vandaag was voor onze voorouders een schrikbeeld. Een gesloten deur. Een nauwe poort. Een lastige doorgang. Gebarricadeerde stadspoorten en een stem die roept: ‘Weg wezen!’ komen in ons dagelijks leven niet meer voor. Onze gebouwen hebben overal grote hallen, glazen deuren, transparante toegangen. Ik zeg niet dat je overal binnenkomt, maar het heeft er wel de schijn van.
Ik wil proberen om dit verhaal twee keer op zijn plaats te zetten. Eerst vraag ik me af: wat bedoelde Lucas toen hij dit verhaal opschreef. Dat is een interessante vraag voor wie historische belangstelling heeft. En dan: wat kunnen wij in 2007 met dit verhaal aanvangen? Die vraag is interessant voor de gelovige toehoorder.

DE EERSTEN EN DE LAATSTEN
Eerst de geschiedenis. Na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem begon zich een scheiding te voltrekken tussen jodendom en christendom. Vóór deze gebeurtenis voelden de meeste christenen zich een joods stroming. Ze hielden zich aan de wet van Mozes en aan de uitleg die Jezus daaraan had gegeven. Ze onderhielden de sabbat en de zondag. Intussen won het christendom aan populariteit in de vele joodse gemeenschappen buiten Israël. Nu had de opstand in Jeruzalem een godsdienstig motief. De vrijheidsstrijders meenden dat God zijn Messias zou sturen om hun missie succesvol te maken. Voor de christenen wás de Messias er echter al. Zij hielden zich dan ook afzijdig. Ze ontwikkelen een theologie waarin Jezus de functie van de tempel had overgenomen. De vraag die Lucas bezighoudt luidt: waarom hoort het volk van Abraham er niet meer bij? Waarom zijn de nieuwkomers uit alle volkeren de uitverkorenen geworden? Lucas herinnert zich uitspraken van Jezus en hij bouwt daar op verder. Jezus had immers zijn zending uitgebreid tot de verlorenen van het huis van Israël: Samaritanen, tollenaars en onreinen. ‘De laatsten die eersten’ worden, zijn de Griekse slaven in Corinthe, de bekeerlingen in Rome en de nieuwe Christenen in Galatië. ‘De eerste die laatste’ worden zijn de inwoners van Jeruzalem die van Jezus niets wilden weten.

KANTTEKENING
Deze uitleg vraagt een belangrijke kanttekening. De scheiding tussen jodendom en christendom heeft in de geschiedenis geleid tot jodenvervolgingen, jodenhaat en volkerenmoord. Daaraan hadden niet alleen christenen schuld. Ook atheïstische en socialistische ideologieën exploiteerden die haat. Maar juist christenen delen met het Joodse volk het Godsgeloof en een belangrijk heilig boek. Christenen hebben een gelovige Jood als voorman: Jezus. Joden staan dichter bij ons welke andere gelovigen ook.

DE DEUR
Nu die andere vraag, wat moeten wij, gelovigen van de 21ste eeuw met dit verhaal? Waar heeft Jezus het over? Wáár komen mensen zo moeilijk binnen? Welke deur blijft gesloten? Bedoelt hij de hemel, het geluk na onze dood? Bedoelt hij het Koninkrijk van God als een nieuwe maatschappelijke orde? Bedoelt hij het Rijk van God, dat elk moment kan aanbreken als we bijvoorbeeld ons brood delen?
Met het Rijk van God bedoelt Jezus de nabijheid van God. Het leven in zijn meest waarachtige vorm, een onbaatzuchtig onderdeel van een machtig geheel. Het leven dat zijn thuis vindt in het Licht, dat gevoed wordt door barmhartigheid, dat belangeloos schept. Je ziet het soms als de nevel optrekt op een berg, als mensen hun laatste brood en vis delen met elkaar, als broers en zussen elkaar vergeven. Goddelijk leven is er ook, over de grens van hier en nu. Achter de horizon van de tijd. Voor Jezus was die Goddelijke bron van het leven zo voelbaar dat hij er voortdurend vol van is. Hij weet dat daar ons ware geluk ligt. Hij pleit ervoor in bijna elke toespraak. En hij ziet ook hoe weinig mensen die deur openen. Hoeveel er genoegen nemen met veel minder, een speeltje hier of daar, een klompje goud en een olijfkrans roem.
Jezus maakt ons niet bang met de enge poort maar hij nodigt ons dringend uit de stap naar ons geluk te zetten.

HET IJZEREN HEK
Lieve kinderen. Als Dirk met mamma naar de winkel ging dan kwamen ze eerst langs een ijzeren hek. Het hek bestond uit rechtopstaande spijlen. Het was heerlijk om met een stok langs de spijlen te schrapen. Je hoorde dan een hard geratel. Dat werd nog mooier als Dirk er langs ging rennen, maar dat kon alleen als mamma er niet bij was. Vandaag had hij geen stok. Het was hondenweer. Hij liep dicht tegen mamma aan, dan kon hij mee profiteren van haar paraplu. Opeens, een sterke windvlaag! Het dak van de paraplu ging ervan omhoog staan. Toen mamma zich draaide om de wind het dak terug te laten blazen, vloog de hele paraplu over het ijzeren hek de tuin in. ‘Verdorie, wat nu, en het regent zo hard. Ik kan toch niet over dat hek klimmen!’ mopperde mamma. Nee, dat kon mamma ook niet. Mamma was een groot mens. Maar Dirk was klein. Dirk was nog een kind. En kinderen kunnen soms meer! Die komen overal binnen. Dirk ging zijlings tegen de spijlen staan. Maakte zijn rug recht en trok zijn buik in en toen draaide hij zijn hoofd nog een kwartslag en jawel, hij was erdoor. Hij rende naar de paraplu. Dat was nog niet zo gemakkelijk, want de wind speelde een spelletje met hem, maar eindelijk had hij hem en samen wandelden ze verder naar de winkel. ‘Zo’n kind, die komt nog eens ergens!’, zei mamma tevreden.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag330
gister352
deze maand2042
totaal826688