De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later
KERSTAVOND 2023,
ANDREASKERK HEERLEN





KERSTMIS:
EEN ENGEL ZINGT
EN EEN BABY HUILT



Een rabbi kwam thuis uit de synagoge. Zijn oudste zoon zat de thora te bestuderen. De jongste lag te huilen in de wieg. ‘Hoor je je broertje niet schreeuwen?’, vroeg de rabbi. ‘Sorry vader, ik was zo in God verzonken dat ik ‘m niet heb gehoord!’ Daarop zei de rabbi: ‘Wie een kind niet hoort dat huilt van ellende, die is niet in God verzonken maar in zichzelf’. Aldus een zeventiende eeuws verhaaltje uit midden-Europa. Kerstmis, dat is het kind horen dat huilt, ergens op aarde...., in Bethlehem, in Juruzalem, in Gaza...
 
Sinds mijn kindertijd is er veel kerstmis verdwenen. Tegelijk is er ook veel overgebleven. Een beetje cynisch gezegd: het wezen is verdwenen en de tierelantijnen zijn gebleven! 
De kerstengelen aan de lantaarnpalen zijn veranderd in golvende lijnen waar niemand aanstoot aan kan nemen. De kerstliedjes gaan over reeën en sleeën. Zelden hoor je Jozef nog vragen: ‘Maria wat zullen wij maken?’ Druk is het op de schaatsbaan in winterwonderland. Is kerstmis een romantische vorm zonder inhoud geworden?
Ik ben dat eens bij mijzelf nagegaan! 
Het meest opwindend vond ik, als kind, het maken van de grot. Op de achterkant van resten behangselpapier mochten we met bruine en grijze plakkaatverf strepen kladden. Daarna moesten we het papier verkreukelen en losjes om een margarinedoos wikkelen. In de bovenhoeken verborgen, hingen twee lampjes van 15 watt. Een grot vol licht sprak tot de verbeelding. Toen mijn ouders een keer op stap waren heb ik nog geprobeerd om er een derde lampje op aan te sluiten – met kortsluiting tot gevolg.      Ik genoot van de kerstmuziek die muzikanten ‘s nachts onder een lantaarnpaal bliezen. En natuurlijk van de worstenbroodjes. Ik zie de woonkamer van opa nog voor me. Kransjes fondant hingen om de takjes en ik mocht er een uitkiezen. Eéntje! Achter de boom stond een emmer blus-water want er brandden echte kaarsjes in de boom; jammer vond ik het dat die emmer nooit nodig was. 
Als ik er zo over nadenk moet ik toegeven: de tierelantijnen zijn mijn oudste en dierbaarste herinneringen.
 
De inhoud kwam later: een geheimzinnig verhaal. Waarom moesten Maria en Jozef meer dan 100 kilometer lopen om zich te laten tellen? Als ik keizer was, had ik iedereen juist bevolen te blijven ‘zitten waar je zit’. Dat telt makkelijker. Vraag dat maar aan de herders! 
Zingende engelen sierden het tafereel, maar hoe dan? Vlogen ze als libellen of zweefden ze als ballonnen? Het bleef een gammele geschiedenis met sprookje-achtige trekken. Het had niets met m’n eigen leven te maken.
 
In mijn tienerjaren ging ik begrijpen dat het over opgejaagde mensen ging, vervolgd door ‘n heerszuchtige tiran. Een keizer wilde zijn volk registreren om profijtelijker belasting te heffen en effectiever soldaten te rekruteren. 
Ik begon te begrijpen dat de gesloten herbergen in ons eigen dorp stonden. Lukas lokt onze aandacht niet naar exotische streken, maar hij wil Maria juist in ons eigen landschap plaatsen. Dat was toentertijd Vietnam en vluchtelingen uit Hongarije.
Het kerstverhaal riep ons toe: zie om naar de zwerver op straat. Hoor het kind dat van de honger huilt. Het kan God zijn die in de wereld verschijnt! Kerst gaat over Oekraïne en Gaza. 
 
In die wereld gebeurt iets. Niet in een paleis, maar ergens in de schaduw van de tijd, in een afgelegen dorpje bij een doodgewone man en een doodgewone vrouw, bij iemand van ons... 
Er gebeurt iets groots; je voelt dat aan alles. Maar als je het moet vertellen, ontglippen je de woorden. Het mysterie onder de werkelijkheid is niet ons bezit. In onze taal blijft er niet veel meer van over, dan de geboorte van een kindje..., eentje van miljarden. 
 
Na mijn tienerjaren ging ik theologie studeren.
Professor Sanders gaf ons dogmatiek. Van hem herinner ik me deze kerstgedachte: 
‘Wie bij de geboorte van zijn kind engelen hoort zingen die heeft de avond tevoren wellicht teveel gedronken, maar wie bij de geboorte van zijn kind géén engelen hoort zingen, die is de vader niet... of heeft het wonder van het leven niet geproefd! 
Met andere woorden: de engelen zijn niet van plastic, ze zijn geen zeldzame vogelsoort en ook geen witte spoken. 
Ze zijn er niet zoals herders er zijn, maar ze vertellen dat wat hier geschiedt, voortkomt uit de Eeuwigheid. 
Maria begrijpt er niets van. Herders schrikken zich rot. In het donker van de tijd, in de wanhoop van de wereld, baant God zich een weg als een schreeuwende baby in de nacht. Durf je stoutmoedige hoop aan! Geloof erin! Je bent te mooi om verloren te zijn. Put je laatste hoop uit het zijn zelf. Je redding is niet een parlementsverkiezing of een klimaatsconferentie. Ze is in aantocht; ze wacht op je!
God wordt geboren in de harten van mensen. De duisternis van de wereld is uit te houden zolang je verlangt naar het licht!
Kerstmis is een engel horen zingen in de nacht.
 
In de eerste eeuwen was er naast het christendom een andere godsdienst in opkomst, de Mithrascultus. Mythras was de Heer van het licht. Hij was geboren in een grot. 
De grot, de hartkamer van de aarde, baart het licht en wel in de langste nacht, als de aardas zo plat is gekanteld, dat de zon bijna in de onderwereld schijnt. 
Dit beeld sprak ook de christenen aan. Ze nemen het over. Christus is de ‘Heer van het licht’. Hij wordt geboren tijdens de zonnewende in een donkere grot..., zo een als bij ons op het dressoir stond met verfrommeld behangpapier om een margarinedoos en twee, bijna drie, philipslampjes van 15 watt.
Kerstmis is glitter, waxinegeur, crêpepapier en dennengroen. Het herbergt ook barmhartigheid, liefde en aandacht voor een kind dat huilt.
Maar het diepste geheim vertellen we hier in de kerk. Terwijl iedereen snakt naar wat licht en uitzicht, wordt God geboren. Ik hoop ook in ons hart!
Mogen we het kind horen dat huilt 
en mogen we de engel horen die zingt!
 
 
Lieve kinderen.
Angela pruilde: ‘ik vind het een vies stalletje’ ‘O ja?’ ‘Ja! Maria is veel te klein, bijna zo klein als het kindje...’ Angela had gelijk. ‘Toen jij drie jaar was, heb je Maria eens mee uit wandelen genomen en we hebben haar nooit meer teruggezien. Toen heb ik die maar gepakt, uit de stal van oma. Kijk eens hoe mooi de sluier over haar schouder plooit!’ ‘Dan is Joseph veel te groot!’, hield Angela vol. ‘Dat is waar. Jozef komt uit de stal van pappa thuis. Die was heel erg groot. Opa plakte de hele achterkamer vol rotspapier. Jij hebt hem nog gezien toen je drie was. Je wilde er persé in gaan slapen.’ ‘En die schapen dan, die zijn allemaal verschillend.’ ‘Ook waar’, zei mamma. ‘Die kleintjes horen bij de nieuwe Maria en die met het gras tussen de benen komen van sint-Jozef. Die plastic schaapjes heb ik voor jou gekocht. Je was vijf en wilde honderd schapen...’ ‘En dat kindje dan? Van wie is het kindje?’ Mamma kreeg een brede glimlach op haar gezicht. ‘Dat kindje heb ik zelf gemaakt toen ik 18 was.’ Angela was er stil van. ‘Als ik later groot ben, krijg ík het stalletje dan?
 

  MENU


   
BEZOEK
vandaag126
gister110
deze maand4264
totaal841551