De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZEVENTIENDE ZONDAG DOOR HET JAAR IN HET C-JAAR 2007
© H.Brouwers Voerendaal 2007

Harrie Brouwers:

'PAPPA, KOM!'

OP ZOEK NAAR DE HOOIBERG

Geloven uw kinderen en uw kleinkinderen in God? Misschien geloven ze in ‘iets’. Misschien ‘geloven ze het wel’. Het lijkt alsof God tegenwoordig weinig leeft bij de mensen.
Moet er eerst een ramp komen? Je hoort het wel eens, maar ik denk het niet. Rampen hebben moderne mensen het geloven juist afgeleerd. Heel vroeger ja. Toen was ongeluk een straf. Tegenspoed bracht mensen terug naar God. Maar voor de huidige generatie is God zelf uit het wereldbeeld verdwenen. Hij is weg uit hun taal. Weg, uit de manier waarop ze over zichzelf denken. De tweede wereldoorlog opende de poorten van hel. De leegte van het bestaan maakte diepe indruk. God werd ondenkbaar.
Wie God zoekt, zoekt naar iets dat wezenlijk groter is dan zijn hart en zijn verstand. Zo’n zoektocht is dus tot mislukken gedoemd. We zullen Hem niet vinden. Het is zoeken naar de hooiberg om de naald!
Het probleem is dit. De vraag of er een God is, kun je pas beantwoorden als je weet wat je met ‘God’ bedoelt. Je kunt Zijn bestaan pas zinvol bevestigen als je omschreven hebt hoe je Hem ziet. En precies dat kun je niet! Een professor filosofie zei dat vroeger zo: de vraag óf God bestaat en de vraag hoe God eruit ziet, is eigenlijk een en dezelfde vraag.

GODSBEELD EN GEBED

Een beeld van God vormt een mens zich in de vroege kinderjaren. Zo’n beeld komt niet tot stand door diepzinnige filosofie, ook al zijn kinderen daar soms heel sterk in. Het beeld komt tot stand door de manier waarop het kind de volwassenen hoort bidden.
Zo kneep de kleine Arno zijn oogjes heel erg dicht en de knuistjes samen en bad..., nee, schreeuwde tot God: ‘Lieve God, geef me asjeblief een crossfiets!’ Waarop mamma zei: ‘Je hoeft niet zo te roepen. God is niet doof.’ Arno onderbrak zijn gebed en zei nuchter: ‘Nee, maar opa zit boven!’

DE GOD DIE WE SCHEPPEN

In het bidden hoort het kind met welke eigenschappen en met welk karakter de volwassene zich God voorstelt. Uit toon en houding begrijpt het of hij echt gelooft of maar iets doet voor de vorm. Een kind heeft daar een antenne voor. Het merkt als de volwassene alleen maar bidt om zich met zijn eigen lot te verzoenen. Dan is God iets dat hij nodig heeft, vanwege de ziekte van oma of de dood van opa. Dan helpt God om de verschrikkingen van rampen te polijsten. Hij voorziet onze angst van een kosmisch thuisgevoel. Het kind hoort ons bidden voor een zieke buurvrouw, voor de vluchtelingen, voor de het slagen van een vredesmissie en voor de koningin. God vertegenwoordigt onze goede hoop rond de pijnpunten van leven en maatschappij.
Wel, naar zo’n God hoef je niet te zoeken want je vindt Hem niet. Hij is niet de God die bestaat, maar de God die je bedacht hebt. Daar zal geen ramp bij helpen.

DE GOD VAN JEZUS

Een kind maakt zich een voorstelling van God uit het bidden van de grote mensen. Dat is mooi. Dat geeft ons de kans om mee te kijken naar het godsbeeld van Jezus, wanneer Hij het Onzevader bidt. Laten we eens mee luisteren. Zoals een kind in zijn pyjamaatje met rode oortjes meeluistert naar een ernstig gesprek van de grote mensen.

ONZE VADER

‘Onze Vader’ begint Jezus. Hij zegt ‘pappa’ tegen God. ‘Pappa daar boven.’ En dan blijkt dat Jezus van pappa helemaal niets wil. Hij zet hem niet op de plek van Sinterklaas. Hij vraagt geen gezondheid. Hij zoekt geen bevestiging. Hij houdt van die ‘pappa daarboven.’ Meer dan van zichzelf. Daarom zegt hij: ‘laat je toch zien!’ ‘Laat je kennen, laat van je horen. Kom dan.’ Hij zegt het een beetje anders. ‘Uw rijk komen, uw wil geschiedde, uw naam worde geheiligd.’ Maar het betekent: ‘Pappa, kom!’ Voor Jezus is God degene die hij zo hartstochtelijk mist. Degene die er niet is. Die komen zal.

KONINKRIJK

Dan wordt de toon lager. Berustend bijna. De blik die tot nu omhoog geheven was dwaalt nu in de omgeving rond. Jezus ziet zijn hier-en-nu. Hij ziet met pijn dat God er niet is. Zijn koninkrijk ontbreekt. Dit hier is niet zijn wil. Het mag zijn naam niet hebben. Er is geen brood voor iedereen vandaag. Er is te weinig barmhartigheid en mildheid en er is teveel kwaad dat ons verscheurt. ‘Geeft ons het nodige brood, vergeef ons onze schuld en laat ons zwichten voor het kwaad.’
De komst van Gods Rijk is voor Jezus geen hoop, geen ethisch reveille, maar een verwachting.

GEDULD

Lieve kinderen. Als Youri bij oma was dan haalden ze met zijn tweetjes altijd wat lekkers bij de bakker. Ze liepen langs de kerk. Oma ging naar binnen. Youri mocht een kaarsje opsteken.
‘Kan ik ook bidden?’ vroeg hij eens aan oma.
‘Maar natuurlijk! Ik denk dat God nog beter naar jou luistert dan naar een oude vrouw’ zei oma.
‘Wat bid jij dan?’
‘Ik bid altijd: ‘Dank je wel God dat U die lieve Youri het leven hebt gegeven.’ Youri was verbaasd.
'Anders niks?’ En even later: ‘Wat moet ik dan bidden?’
‘Nou ja, je zou kunnen bidden dat je het fijn vindt bij oma. Of je vraagt gewoon iets.’
‘Wat dan? Wat zal ik vragen?’ ‘Je kunt vragen dat je een lieve sterke jongen wordt. Of dat je niet zo gauw driftig wordt.’ Youri werd vaak driftig. Op het voetballen bijvoorbeeld. Hij was zaterdag nog van het veld gestuurd. ‘Je kunt God vragen om wat geduld bijvoorbeeld.’ Youri kneep zijn ogen dicht en bad, bijna hoorbaar:
‘Lieve God, geef me alstublieft wat meer geduld... en een beetje snel graag!’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag189
gister352
deze maand1901
totaal826547