De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIERDE ZONDAG VAN PASEN IN HET C-JAAR 2007
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2007




HET SCHAAP EN DE HERDERTONGVAL

Ik zat in de trein. Piekerde wat over de aansluiting. We hadden al een kwartier vertraging en ik rook de stal. Mijn boek had ik terzijde gelegd. Langzaam werd ik rustiger. Het bestaan werd tijdloos door het ritme van de wielen. Ineens werd mijn aandacht gespitst. In de coupé achter mij hoorde ik een vrouw roepen. Ze had al enige tijd met een buurvrouw onopvallend zitten murmelen, maar ineens ging haar stem op hard. ‘Dàt had het arm schaap helemaal niet verwacht!’, riep ze. Haar stem dwong aandacht af. Ik kon het zelfs niet nalaten om achterom te kijken. Daarvoor moest ik even opstaan. Ik keek haar recht in de ogen en verontschuldigde me.
Het was niet de stemverheffing en ook niet de inhoud van haar mededeling die me dwongen te luisteren. Het was haar tongval geweest. Ik realiseerde het me onmiddellijk. De vrouw sprak als mijn moeder! Ze kwam ongetwijfeld uit de buurt van Helden Panningen. De Noord-Limburgse melodie van haar zin was wat versleten maar onmiskenbaar. Ze gaven mij een oud vertrouwd gevoel van ‘thuis’. Ik móest wel achterom kijken. Eigenlijk wilde ik haar volgen!

NESTGEUR

‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem en ze volgen Mij’, zegt Jezus in het evangelie. Hij moet daarmee zoiets bedoeld hebben als mij in de trein was overkomen. Als schapen de stem van hun herder horen dan moeten ze wel volgen. Hun instinct zegt dat die stem hen naar een veilige plek lokt.
In mijn verhalen - zo bedoelt Jezus - vertel ik wat de mensen thuis brengt. Ik vertolk wat er diep in hun ziel leeft. Mijn woorden maken een oer-heimwee wakker. Ze dragen de herinnering aan een verloren paradijs. Ze spreken de meest eigen hoop uit van elk mensenkind: een wereld van vrede en recht, een wereld naar Gods hart.
Ik stel me zo’n kudde schapen in de oudheid voor. De veeteelt was niet zo grootschalig als tegenwoordig. De dieren hadden geen nummer in hun oor geniet. Ze hadden allemaal hun eigen naam. De herder bracht dag en nacht met hen door. Hij wist waar een oase was en een plek om te drinken. Hij kende beschutte plekken om veilig de nacht door te brengen. Schapen waren van hem afhankelijk. Zonder hem zouden ze niet overleven. Ze volgden de herder omdat zij zich door hem gekend wisten. Zijn stem riep nestgeur op.

GODDELIJKE OORSPRONG

De verhalen van de herder komen ons ‘ergens’ bekend voor. Ze roeren diepe snaren in onze ziel. Ze maken in ons wakker wat ons tot ‘beeld van God’ maakt. De stem van de herder is immers niet baatzuchtig. Hij zoekt niet zijn eigen belang. Hij is niet de slachter van de kudde. Hij is niet de koopman die de schapen in eigendom heeft. Hij roept hun naam niet omdat hij honger heeft of een lam moet offeren. Nee, de herder staat aan de kant van zijn schapen. Hij heeft hun welzijn op het oog.

IEDEREEN HERDERT

Er is in Limburg de voorbije weken veel geschreven over herders en hun streken. Laten we voorzichtig zijn met ons oordeel. Wie fel en genadeloos veroordeelt valt in dezelfde fout die hij anderen meent te moeten verwijten. Laten we liever naar onszelf kijken. Want we zijn zelf in een of andere rol ook herder. Bijvoorbeeld als vader, oma of juffrouw van een kind. Of we zijn eigenaar van een huisdier. We zijn de vriend of vriendin van een zieke. We zijn zelf vrijwilliger in de kerk en delen zo in de taak van de herder. Ons past een voortdurend gewetensonderzoek. Spreken we met de stem van God? Klinkt er onbaatzuchtige liefde door in onze belangstelling? Zijn we werkelijk begaan om die ander? Gegarandeerd dat ze volgen! De reiziger achter mij in de trein had het al geroepen met lieflijke tongval: zoveel liefde had het arme schaap niet verwacht!

'DIEREN-AMBELANS'

Lieve kinderen.
‘Wat wil jij later worden als je groot bent?’ Ankie haalde haar schouders op.
‘Weet ik niet...’
‘Weet je het niet of wil je het niet vertellen?’, vroeg ik verder. Een beetje boos zei Ankie:
‘Ik weet het niet ... èn ik wil het niet vertellen!’ Zo, dat waren twee goede redenen.
‘En waarom wil je het niet vertellen?’, vroeg ik, want ik was een beetje nieuwsgierig geworden.
‘Dan lachen ze me uit!’ zei Ankie verlegen.
‘Ik beloof je dat ik je niet zal uitlachen. Erewoord.’ Ankie keek me onderzoekend aan en zei toen met een zachte stem:
‘Ik wil dieren redden. Met de dieren-ambelans. En als ik die niet kan betalen...,’ Ankies stem werd nog zachter, ‘dan word ik herderinnetje.’ Ankie wist nog niet dat je later geld kon verdienen als je wat was geworden. Ze dacht dat je ervoor moest betalen.
‘Wat vind je daar zo leuk aan?’
‘Ik vin dieren lief. Vooral poesjes en jonkies en schaapjes.’
‘Zo!’, zei ik, ‘vind je ze allemaal lief?’ ‘Eentje heeft me wel eens omgeduwd. Een groot schaap. Die kwam met zijn kop en duwde me heel hard omver.’
‘Wat een stout schaap!’, riep ik vol medelijden.
‘Helemaal niet’, zei Ankie en ze keek boos naar me.
‘Dat was geen stout schaap. Hij was een beetje bang. Hij was pas moeder geworden en daarom wilde hij me wegjagen.’ Ankie hield echt van dieren. Zelfs als de dieren onaardig waren. Ze zou een goeie zijn op de ‘ambelans’ of in de hei.
‘Dan zou ik wel een schaapje van jou willen zijn.’
‘Gekkie!’, zei Ankie een beetje vereerd.
‘En dan duwde ik je om!’ zei ik. Ankie dacht na en zei:
‘Als ik groot ben, over tien jaar of zo, dan kún jij me niet meer omduwen.’ Oh, dat was zo ontzettend waar...!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag174
gister352
deze maand1886
totaal826532