De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZESDE ZONDAG IN HET C-JAAR 2007
© H.Brouwers, Voerendaal 2007

OP ZIJN KOP


'WAAR BEN JE?'

Als je vroeger een telefoongesprek begon dan klonk het steevast: ‘met wie spreek ik?’ Tegenwoordig hoor je meestal: ‘waar ben je?’ ‘Ik sta in de vertraagde intercity bij Weert’. Of ‘in de file bij Eindhoven’. Het maakt uit, waar je zit of staat. Je gesprekspartner wil het graag weten. Lukas bedient ons vandaag op onze wenken. Hij schrijft: Jezus was met de leerlingen naar ‘vlak terrein’ getrokken.

Dat is niet toevallig. Als het toevallig was dan had Lukas het onvermeld gelaten. Hij bedoelt er iets mee. De woorden die Jezus spreekt: ‘Zalig de armen, zalig de hongerigen’ komen ons bekend voor. Die heeft de andere evangelist, Matteus, namelijk ook ergens opgeschreven, een beetje uitvoeriger maar goed herkenbaar. En nu is het gekke dat ze bij Matteus juist boven op de berg worden gezegd.

OP DE BERG...

Waarom Matteus de berg kiest is makkelijk te begrijpen. De lezers van Matteus zijn trouwe Joden geweest. Ze waren met Mozes’ vijf heilige boeken goed bekend. De vlucht uit Egypte stond hun op het lijf geschreven. Of ze hem zelf hadden meegemaakt! Matteus wil het woord van Jezus hetzelfde gewicht geven. Daarom verdeelt hij zijn evangelie in vijf boeken, vijf redevoeringen. Eén daarvan speelt zich af op de berg. Elke Jood denkt nu aan Jezus als aan de tweede Mozes. En inderdaad, in de redevoering zoals Matteus hem bijeen schreef, de berg-rede, staan Jezus’ comentaren op de wet van Mozes. De berg is de plek waar hemel en aarde elkaar raken. Het is een heilige plaats. Mozes ontmoette er God.

Ook Jezus bestijgt een berg om alleen te zijn, om te mediteren. Jezus gaat er bidden en zoekt contact met de Allerhoogste. Lukas heeft dat zojuist beschreven. En daarna is Jezus de berg afgedaald met zijn leerlingen. Meer dan ooit is hij doordrongen van zijn roeping en vastbesloten om hier, in de wereld, tussen de mensen, het woord van God te doen.

OP DE VLAKTE

Het woord klinkt scherp. Jezus houdt zich allerminst op de vlakte. Het klinkt scherper dan bij Matteus. ‘Zalig de armen’ zegt hij. Matteus legt dat een beetje uit: ‘Zalig die arm zijn naar hun geest’. ‘Zalig de hongerigen’ zegt Jezus bij Lukas. Matteus legt het wat uit: ‘zalig die hongeren naar gerechtigheid.’ Zijn toehoorders waren immers rijk. Omdat Matteus Jezus een beetje uitlegt, neemt men aan dat Lukas dichter bij de oorspronkelijke tekst staat. In de overlevering worden makkelijker woorden toegevoegd dan weggelaten. We horen Jezus’ eigen woord. Jezus, net terug van God, komend van de berg, na afloop van zijn gebed, bekijkt de wereld vanuit de hemel en hij zet alles op zijn kop. Wie door de wereld wordt beklaagd is geprezen. Wie door de wereld gelukkig wordt genoemd, wordt beklaagd. God kijkt anders, en de leerlingen moeten ook anders naar de wereld gaan kijken.


GODS BLIK

Een geslaagd mens, dat is voor God niet hetzelfde als iemand met invloed en een grote bankrekening, een sjiek huis en een stralende gezondheid. Je mag wel gezond en welvarend zijn, maar dat maakt je grootheid niet uit. Een geslaagd mens is voor God niet de slimste van de klas of de snelste in het stadion. Echt gelukkig zul je pas zijn als je het ook zonder de postcodeloterij bent, als je het ook ziek te bed kunt zijn, als je het ook in je eigen tuintje tussen de boontjes kunt zijn en wandelend in Ter Worm. Eigenlijk wisten we dat wel, maar de reclame probeert het ons elke dag anders wijs te maken.

SPROOKJE

Lieve kinderen. Er was eens, heel lang geleden, een oude tovenaar die ergens in een hutje leefde, midden in een groot bos. Op zekere dag klopte er een vrouw bij hem aan. Ze had al vijf dagen geen eten meer gehad. Ze riep: ‘Help mij alstublieft, want ik sterf van de honger!’ De wijze rommelde wat in zijn broekzak en haalde een steen te voorschijn.
‘Kijk, dit is een kostbare steen.’, zei hij. ‘Ik heb hem lang geleden gevonden in het bos.’ In zijn hand fonkelde een diamant, zo duur dat je er wel tot het einde van je leven lekker van kon eten. ‘Ha’, riep de vrouw. Ze nam de steen en holde naar huis.
Die nacht kon de vrouw niet in slaap komen. Bij elke tak die kraakte en elke vogel die ritselde, zat ze rechtop in bed. Ze meende telkens dieven te horen en rovers te zien. Ze vertrouwde haar buurvrouw niet meer. Ze verzon steeds andere plekken om de steen te verstoppen. Op straat begon ze te stotteren als mensen vroegen hoe het met haar ging. Ze durfde de steen niet mee te nemen of aan iemand te laten zien. En weer ging een nacht voorbij zonder dat de vrouw een oog had dichtgedaan.
Na maanden woelen en piekeren, ging ze terug naar de tovenaar. ‘Hier neem de steen maar, het leven is niet gemakkelijk voor een arme vrouw, maar ik wil mijn rust weer terug.’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag215
gister352
deze maand1927
totaal826573