De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIJFDE ZONDAG IN HET C-JAAR 2007
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2007

 

HET DIEPE IN


BADJUFFROUW

Uit mijn herinnering doemt een beeld op. We staan bibberend bij het zwembad. Er klinken schelle kreten. De geur van chloor hangt overal. Een badjuffrouw blaast bits op een snerpende fluit, vooral als we stoer en bang proberen om in het diepe de meisjes achterna te zwemmen. Het sportfondsenbad - door ons steevast ‘spatbordenfonds’ genoemd -, had een scherp bewaakte afdeling. Die heette ‘het diepe’. Ze was gereserveerd voor de groten!

GEVAAR

Simon was visser in de dichtbevolkte streek rond Kafarnaüm. Er viel met vissen wat te verdienen. Je had er moed voor nodig. Israëlieten waren van oorsprong nomaden uit de woestijn. Op het water voelden zij zich onzeker. Zwemmen kon niemand. Badjuffrouwen hadden hen allemaal schielijk het water uit gefloten. Maar badjuffrouwen waren er niet.
De vissers vertelden spookverhalen over levensgevaarlijke demonen die in het water huisden. Het meer van Galilea had een vulkanische oorsprong. Het was 400 meter diep. Overdag brandde de zon erop, of sloegen valwinden van de Hermon erop. Onverwacht ontstonden er gevaarlijke stromingen. Water was niet te vertrouwen. Niet voor niets begon het scheppingsverhaal met het water als beeld van het niets, de chaos waarin God orde schiep.

HET WOORD

Simon had de hele nacht gezwoegd. Hij is te moe om zich te voegen bij de opgewonden menigte even verder op. Iedereen verdrong zich daar om een nieuwe profeet. Plotseling komt Jezus op hem af. Het verhaal van Lucas krijgt ineens diverse lagen. Het beschrijft een gebeurtenis van vissers onder elkaar en tegelijk vertelt het over wat er na Pasen is gebeurd, toen diezelfde vissers zoveel mensen tot God brachten. Jezus stapt op Simon af. ‘Ik wil in jouw boot de mensen toespreken!’ Dan komt het woord van het water vandaan, zweeft boven de chaos, scheppend als in het begin.

WOORD WIT WASSEN

Als wij vroeger een vies woord hadden gebruikt - en veel woorden waren vies -, dan werd ons gezegd dat we de mond moesten spoelen. Daar moesten we om lachen. De volwassenen deden net alsof het woord de viezigheid zelf was. Soms lijkt dat ook zo. Een lief of boos woord is als een klap of een streling. Dus voordat Gods wijsheid uit Jesaja’s mond komt, moet die eerst worden gereinigd van alle ondankbare uitingen, beschimpingen, hatelijkheden en jaloerse taal. Zijn mond werd met een vurige kool gereinigd van alle besmetting. Zo herinnert hij zich zijn roeping.
Het woord van God moet verzoening brengen en genezing. Het is de echo van het allereerste woord waaruit de wereld werd geschapen. Het woord van Gods Geest die zweefde boven het water.
In de boot richt Jezus zich tot Simon. Hij zegt: ‘Ga naar het diepe. Werp daar je netten uit.’
Het diepe in! Petrus kan niet zwemmen en nu moet hij naar de gevaarlijkste plek varen. Hij moet de vissen zoeken, waar ze in gevaar zijn. Zoals Jezus deed. De melaatsenkolonie bijvoorbeeld was is ‘het diepe’. Durf dat maar eens! De clochards van Abbé Pierre, de daklozen van moeder Theresa, de verkopers van de straatkrant. Ga naar de mensen die lijden, met hun lange verhaal vol pijn. In het diepe kom je ze tegen, de mensen..., God.

SCHEPPEND

‘Weet u voor wie ik diep respect heb?’ Ik had een vrouw opgezocht die onlangs haar man had begraven. Ze wachtte mijn antwoord niet af en noemde een naam. ‘Dàt is een engel. Ik weet niet of God bestaat maar zijn engelen bestaan in elk geval.’ Ze legde uit: ‘Ik had die vrouw al een keer of vijf gezien. Altijd op het kerkhof. Ze verzorgde daar twee graven en ze groette me vriendelijk. Een keer zag ik haar op de bank zitten. Ik liep erheen. “Klaar met werken?” vroeg ik. Toen ze opkeek zag ik dat ze zat te huilen. Ze heeft me haar hele leven verteld. Over haar man die invalide werd. Over een kind dat verongelukt was. Over de armoede in haar eigen jeugd. En in haar verhaal zat een ongekende kracht. Ze zei steeds dat ene zinnetje: “Ziet u mevrouw, we zijn er om er het beste van te maken. Meer hoeft niet, en meer kan niet.” Een engel was ze, werkelijk.’

De vissers slaat de schrik om het hart. Zoveel vissen gevonden die in gevaar waren. Zoveel mensen die hunkeren naar een barmhartige Gods. Welke badjuffrouw kan ons nog terugfluiten als Jezus ons naar het diepe stuurt?

UIT DE KOM

Lieve kinderen. Claudia stak d’r vinger heel erg omhoog de lucht in.
‘Ik heb een vis’ zei ze een beetje plechtig. ‘Ik wilde een hondje maar hondjes plassen zei mamma; toen wilde ik een poesje, maar poesjes krabben, zei pappa. Toen wilde ik een hamster, maar hamster slapen overdag. Dat weet ik niet meer, wie dat zei. Oma geloof ik. En nu heb ik een vis.’

‘Wat jammer’, dacht ik hardop met Claudia mee. ‘Een vis kun je niet aaien.’
‘Nee, dat niet’, zei Claudia. ‘Maar je kunt er wel mee praten. Daarom heb ik een hele grote kom gekregen. Dat is gezellig. Vissen zijn graag samen. Dan kunnen ze praten. Ik had eerst een kleine kommetje en toen was-t-ie d’r uit gesprongen.’ Anja lachte. ;Toen was de vis uit de kom.’ Ik was verbaasd.
‘Nou moet je me toch eens uitleggen. Hoe praten jouw visjes dan?’
'Ze praten zonder geluid’ zei Claudia. ‘Met hun vinnetjes en met de belletjes uit de mond. Als ze omhoog komen dan maken ze een puh met hun bekje. Dat is de puh van lucht. En als ze mij zien, dan wapperen ze met de vinnetjes. Dat betekent: ik vind jou lief.’
‘En wat zeg jij dan terug?’
‘Nou dan houd ik mijn handen tegen mij zij en dan tril ik daarmee.’ Claudia sprak al een behoorlijk mondje buitenlands.
En ze hield van vis!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag226
gister352
deze maand1938
totaal826584