De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIJFENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET B-JAAR 2006
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2006


BIJ GEBREK AAN LIEFDE


VERSTIKKENDE AFGUNST

Een breekbaar vrouwtje had gevraagd of ze eens kon praten. In haar keurige flat stond een bos anjers op tafel met een kaartje eraan. ‘Ik heb een groot probleem’ begon ze. ‘Ik ga dood van eenzaamheid. Sinds mijn man gestorven is, durf ik niet meer de straat op. Ik moet huilen als ik een gearmd echtpaar zie lopen. Ik heb maar één zoon, maar die komt bijna nooit. Alleen de buurvrouw bezoekt me ‘s woensdags en vrijdags. Ik koop wel eens bloemen en dan hang ik er een kaartje met ‘Eric’ aan. Dan zegt de buurvrouw: ‘Lieve zoon hebt u!’ Vorig jaar had ik aan Eric de ring gegeven van mijn man. Toen heeft ie de ring laten vermaken voor zijn vrouw. Dat vond ik verschrikkelijk! Ik wil niet roddelen, maar die vrouw is achterbaks. Die houdt mijn zoon bij mij weg. En nou heb ik de ring teruggeëist. Dat mag toch, zeker? En nu zie ik mijn zoon ook nooit meer.’

De vrouw stikte in boosheid en angst. Met haar jaloezie stootte ze andere mensen van zich af. Ik was een poosje stil. Ze liep naar het keukentje voor de thee en ik liep naar het raam om naar buiten te kijken. Op het buffet lag een foto van haar schoondochter, uit een album losgescheurd, verfrommeld; de ogen met een potlood doorgestoken.

Ze kwam terug met de thee. ‘Waar bent u opgegroeid?’ vroeg ik. Zenuwachtig schonk ze in. Ging zitten, zuchtte en begon te vertellen. Haar moeder was gestorven bij de geboorte van haar zusje. Vader was hertrouwd. De nieuwe moeder was ouder en streng. Nooit had ze kinderen op schoot genomen of geknuffeld. Ze was afstandelijk. Ze herinnerde zich moeder alleen met een witte schort om en een boze blik uit de hoogte. Ze begon te huilen. Ze had veel liefde gemist en nu stikte ze in haar jaloezie.

HERDER JAKOBUS

Jakobus was een belangrijk leider na Jezus’ dood. De bijbel noemt hem Jezus’ oudste broer. Hij gaf leiding aan de kerk in Jeruzalem. Hij onderhoudt de band met de oorspronkelijke Joodse Christenen, in een tijd waarin steeds meer Hellenen en Romeinen Christen werden. Hij heeft ook vijanden. De jonge fanatieke Ananus, hogepriester en lid van het Sanhedrin, een Sadduceeër die niet in de verrijzenis geloofde, maakt gebruik van de dood van de Romeinse landvoogd. De opvolger is er nog niet. Hij laat Jakobus met enkele anderen voor het Sanhedrin verschijnen. Ze worden veroordeeld en dood gestenigd. Niet lang daarna wordt Jeruzalem vernietigd.

Deze Jakobus was bezorgd om groeiende tweespalt in zijn gemeente. De kloof tussen rijke Joodse Christenen en de arme Heiden-Christenen baart hem grote zorgen. Wellicht heeft hij daar vlammende preken tegen gehouden. Preken die sterk aanleunden tegen de Joodse wijsheidsliteratuur en tegen Jezus’ Bergrede. Leerlingen van Jakobus hebben deze redevoeringen later in mooi Grieks na verteld. Zo kwamen ze in de eerst eeuw - het zijn de laatst toegevoegde boeken van het Nieuwe testament - in omloop. Opnieuw moesten ze eenheid stichten. Geloof bestaat niet in woorden maar in daden van gerechtigheid.

Jaloezie is de bron van alle kwaad. Jaloezie is de oorzaak van vechtpartijen en criminaliteit. Daartegenover staat wijsheid. Wijsheid is voor rede vatbaar, ze is barmhartig en zoekt de gerechtigheid.

ZICH BEMIND WETEN

De jaloerse mens wordt verteerd door angst en boosheid. Hij voelt zich niet bemind. Hij is eenzaam, onbemind door zijn moeder en zonder vaders trots te hebben ervaren. Hij vindt geen rust. Hij wil indruk op anderen maken met grotere huizen en duurdere vrouwen. Hij schuwt niet om te stelen en te frauderen. Hij probeert de andere mensen onderuit te halen en hun goede naam aan te tasten.

De wijze heeft de genade gekend om zich bemind te weten. Hij leeft in vrede met zichzelf en zijn omgeving. Het kost hem geen moeite om te geven en te delen. Hij heeft niet zijn eigen hachje op het oog maar leeft mee met de anderen. Daarom is zijn gebed ook zuiver. Het staat niet in dienst van zijn ego maar in dat van de ander. Hij leeft in het veilige geloof dat God van hem houdt!

 

OVER HET PAARD

Lieve kinderen. Het hart klopte Jeannie in de keel. Ze mocht op paardrijden! En vandaag kwam ze voor het eerst in de manege. Het rook er verrukkelijk naar zaagsel. De leider nam haar mee naar een apart kamertje. Daar zaten zes kinderen.
‘Zo’, zei hij luid, ‘hier is een nieuweling! Welkom.’ Toen begonnen de kinderen zich voor te stellen.
‘Ik ben Willemijn en ik heb thuis twee paarden...’
‘Ik ben Corrie en ik heb televisie op mijn kamer en 3D posters van pony’s...’
‘Ik ben Louise en ik heb een diploma reddingszwemmen en duiken en zeilen.’
‘Ik ben Pien en ik word paardendokter!’
‘Zo’, zei de leider, ‘en wie ben jij?’ Jeannie begon te stotteren.
‘Ik eh, ik ben Jeannie, maar eigenlijk heet ik Antoinette’ Jeannie wilde niet voor de anderen onderdoen. Ze moest wat verzinnen. ‘Ik heb in Afrika gewoond tussen de wilde paarden... En in de zomer ga ik logeren bij tante Ankie.’ Ze keek even de kring rond of het indruk maakte en voegde er aan toe ‘Tante Ankie van Grinsven’. Ineens viel Jeannie stil. Haar mond trok scheef. Er kwam een snik over haar lijf. Ze draaide zich om en holde de manege uit.
‘Ik wil niet op paardrijden’, snikte ze thuis. ‘De paarden zijn wel leuk, maar de meisjes niet.’
Ineens verscheen er een lach door haar tranen. Mamma zei:
‘Die zijn over het paard getild!’
‘Misschien moet je zelf ook gewoon eerlijk jezelf blijven. Kom!’
Samen liepen ze terug naar de manege.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag120
gister193
deze maand394
totaal825040