De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZEVENDE ZONDAG VAN PASEN IN HET B-JAAR 2006
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2006

WAAR IS GOD?

Een meisje van tien was dol op haar opa. Dat kwam omdat hij zo’n lieve opa was, met een echte en rustige aandacht voor zijn kleindochter. Het kwam ook omdat het meisje geen vader meer had. Die was enkele jaren geleden vertrokken. Op zekere dag stierf opa. Het kind huilde heftig. De moeder vertrouwde me toe: ‘Je vraagt je toch af, waar God mee bezig is. Zoveel schurken blijven in leven en die goeie man - amper 64 jaar - moet sterven.’
Een eeuwige vraag: ‘Is er een God?’ of ‘Waar is God?’ Je kunt hem nog wanhopiger als je de krant openslaat. Onrecht bestaat overal. Onschuldig lijden komt in je eigen familie voor, in je straat, je eigen leven. Het treft menig vluchtelingengezin in ons land. Miljoenen armen in de wereld.

ZINLOOS LIJDEN
Toen Johannes zijn evangelie en zijn brieven schreef, was het een veel gestelde vraag. Joodse vrijheidsstrijders hadden hun leven gewaagd. Ze hadden er zeker op gerekend dat God aan hun zijde zou strijden. Maar de Romeinen hadden de tempel vernietigd en de stad met de grond gelijk gebrand. Even was er hoop geweest. Keizer Hadrianus had toestemming gegeven de tempel te herbouwen. Later had hij het decreet herroepen. De teleurstelling en frustratie was groot. Opnieuw maakten Joodse jongens zich op voor de strijd. Rabbi Jehoshoe’a ben Chananja probeerde de opstandigen te kalmeren. Hij vertelde een parabel:
Tijdens het eten was er een knook in de muil blijven steken van de leeuw. De koning van de dieren dreigde te stikken. Hij loofde een vorstelijke beloning uit voor wie hem zou bevrijden. Terstond kwam de ooievaar. Het lukte hem om met zijn snavel het bot uit de keel van de leeuw te wringen. Toen hij klaar was eiste hij zijn beloning op. ‘Welke beloning?’, vroeg de leeuw, ‘is het niet genoeg dat je met je kop in de muil van een leeuw bent geraakt en er weer levend uit bent gekomen?’ Soms is overleven op zichzelf een vorstelijke beloning.
Deze woorden van de wijze rabbi verhinderen niet dat de vraag toch weer boven komt: ‘Waar is God?’ Waar is hij nu Rome zijn huis heeft vernietigd en zijn volk vernederd?’ In die dagen schreef Johannes over de vraag ‘Waar is God?’

OVERLEVEN IS NIET GENOEG
Waar moeten wij Hem zoeken. Is God in de schoonheid van de wereld? In de ontroerende lach van een zieke die je begroet? Is hij in de geheime kosmische wetten die het heelal in stand houden? Is hij in een hindoe-tempel? Is hij in de echo van een monnikenkoor dat de oude melodieën zingt? Is hij in de buurt van de bergen die hoog tronen boven al het gepieker van mensenkinderen? Woont hij in de tempels, in de kerken, in de tabernakels, opgesloten, verborgen, vergeten?
Al die vrome overpeinzingen kunnen niet verhinderen dat elke dag opnieuw mensen klagen: ‘Waar is God?’ Met gebalde vuisten omdat hun kind op sterven ligt. Met tranen van woede omdat een klasgenoot op straat is neergestoken. Met een verdoofde gelatenheid om zoveel dorpsgenoten die door een ramp zijn weggevaagd. Waar is God? Overleven is ons niet genoeg.

IN DE LIEFDE
De Eeuwige is niet ergens. Hij is niet in de wereld van lengte, hoogte en breedte. Hij is niet te lokaliseren. We zoeken Hem en soms menen we een plekje gevonden te hebben. Een tempel, of het fundament ervan, de restanten van een muur om bij te klagen! Een kerk met een lichte geur van wierook en een donkere nis waar een kaarsje brandt. Soms helpt ons een symbool om de nabijheid te vermoeden van de Barmhartige. maar de vraag blijft. Waar is God?
Johannes heeft de vermoorde jongens gezien van de opstand. Velen van hen moet hij hebben gekend. Hij kent de klacht: ‘Waar is God?’
Johannes geeft ook het antwoord. God woont in de liefde. God is thuis in de liefde. Wie in de liefde leeft, woont in God. Het woord wonen is verwant aan bouwen, verbouwen, de chaos tot thuis maken, een plaats waar je gewend, gewoon bent, veilig. Alleen daar kun je God aanwijzen: in de liefde. De liefde overschrijdt grenzen van lengte en breedte van uur en jaar, van zelf en de ander. De liefde is de toegang naar de Eeuwige. Je mag een huis bouwen voor God. Als je liefhebt zal Hij er ook zijn. Je mag brood bewaren. Als je deelt en breekt zal Hij er zijn. God is in de liefde. De liefde is heilig.

GOD IS NIET OVERAL
Lieve kinderen.
Het was stil in de klas. De kinderen dachten diep na. Sommigen hadden zelfs een rimpel in het voorhoofd. Zo diep dachten ze na. Yoice had gevraagd hoe hoog ‘daarboven’ was, want haar oma was ‘naar boven’ gegaan, naar God, had ze gehoord. Ik had verteld dat God inderdaad ‘daarboven’ was en ik had met de vingers haakjes in de lucht gemaakt. Hij was zogenaamd daarboven, maar niet heus; want daarboven is ook maar beneden. Daar zijn ook gassen en dampen en sterren en krachten en ruimte. God is boven alles of onder alles of in alles. Hij is overal. En toen was het stil. Ik dacht het is te moeilijk.
Daarom zei ik:
‘God is in de liefde. Als mensen van elkaar houden dan is dat een stukje God.’
‘Nou heb ik je!’ riep Martijn. D’r is niet overal liefde. D’r is oorlog en mensen vechten en d’r is honger. Nou..., dan is God ook niet overal.'
Het blijft inderdaad moeilijk om God te denken. Maar als ik probeer te denken dat God er niet is, dan krijg ik het nog veel moeilijker!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag137
gister193
deze maand411
totaal825057